dinsdag 11 oktober 2011

Social Media

'Hé, dus jij bent DoeDoeBoy', zegt het meisje. Nou ja, meisje, vrouw. Niet eens zo jong meer. Net als hij, een jaar of veertig. Gek zoals je jezelf jong blijft vinden, denkt Datzelaar. 'Jaaaa!', antwoordt de man tegen wie ze praat. Vlot. Modieus. Iets te hip voor zijn bijna vijftig. 'En dan moet jij Wallflower70 zijn!'.

Ze zijn niet de enigen. Trendykip is er. Cameroon2. GewoonDikkie. Flapklap2.0. Ze stellen zich aan elkaar voor. Of eigenlijk stellen ze vast dat zij het inderdaad zijn. Datzelaar voelt zich eventjes alsof hij in een surrealistische speelfilm terecht is gekomen. Dan zegt iemand: 'Twitter jij ook?'. Hij schudt van nee. Weleens geprobeerd. Te snel. Wachtwoord kwijt. Niets te melden. 'Ik heb Facebook. O, en een telefoon', lacht hij. 'Dus ik ken wel een paar mensen'.

Een aantal kent hij zelfs meer dan goed, al heeft hij ze nog nooit gezien. Mee gechat. Gemaild. Gedeeld. Grappig eigenlijk, denkt Datzelaar. Dat je elkaar kunt kennen zonder ontmoeting. Of misschien juist wel dankzij dat feit. Kennen zonder vooroordelen. Zonder filters. In de wetenschap dat je iemand altijd kunt ontvrienden of ontvolgen. Als het niet bevalt. Of juist te goed. Klik en weg. Uitersten.

Datzelaar denkt aan de moeizame oneliners die hij er op de middelbare school uitperste tegen altijd het verkeerde meisje. De eindeloze avonden staand tegen de muur, te verlegen om iemand aan te spreken. Was Twitter er toen maar geweest. Misschien toch maar eens kijken of hij zijn password nog ergens kan vinden.

Datzelaar pakt een glas witte wijn van het dienblad. De ober knikt. Vandaag is een mooie dag. Die pakt niemand hem meer af.

maandag 12 september 2011

Vakdiscussie

Als Datzelaar het folie van het tijdschrift haalt, valt er een pamflet uit. Groen. Een uitnodiging voor een 'vakdiscussie'. Datzelaar beschouwt het vak allang niet meer als zijn vak, al is hij nog steeds lid van het vakblad. Te lui om op te zeggen. Of misschien is het toch soms interessant. De appeltjesgroene folder trekt zijn aandacht. 'De veranderende rol van de vakman', schreeuwt de folder hem toe in neonroze letters. Datzelaar grinnikt. Nog steeds dus.

Hij denkt terug naar zijn studententijd. Twintig jaar terug. De veranderende rol van de vakman was een hot item. Verhitte debatten. Honderden, misschien wel duizenden meningen. Zonder eindconclusie. En ondertussen ging alles gewoon door. Ook de discussie over de veranderende rol van de vakman. Vroeger had hij er ook een mening over. Inmiddels niet meer. Tegenwoordig kijkt Datzelaar liever toe. Niet uit luiheid of desinteresse, maar gewoon, omdat hij dat liever doet. En het ook niet weet. En het nut niet zo ziet van deelnemen aan een discussie zonder eind.

Op een of andere manier beseft Datzelaar ineens dat eigenlijk het hele leven zo is. Het weekend stond in het teken van 9/11. Twee wolkenkrabbers, neergehaald door boze mensen met een andere mening. Onvergeeflijk, denkt Datzelaar, maar toch. Het is misschien onvergeeflijk, maar ook onbegrijpelijk?

Hoewel hij weet dat dat niet kan probeert hij zich te verplaatsen in de daders. Met een andere opvoeding. Een andere cultuur. Een ander perspectief. Een uitzichtloos perspectief, misschien wel.Gevormd door armoe. Of religie. Of allebei. De mening over het Westen, dat niets brengt behalve oorlog. Armoe. Geweld. Hoe mensen tot zo'n daad kunnen komen. Hij denkt dat hij het zou kunnen begrijpen. Veroordeelt de daad, maar niet het perspectief.

Datzelaar besluit zich vandaag maar stil te houden. Omdat hij er geen mening over heeft. Er geen mening over kan hebben. Omdat hij nooit het volledige overzicht zal hebben. Ineens realiseert hij zich hoeveel rust dat brengt. Geen mening hebben.

Dat zouden meer mensen moeten doen, bedenkt Datzelaar, terwijl hij een kop koffie inschenkt. Dan stonden die torens misschien nog overeind.

donderdag 11 augustus 2011

Struiken

Datzelaar neemt een slok van zijn koffie als zijn oog valt op een klein berichtje. Halve kolom, nee, een kwart. Van het plaatselijke sufferdje. Op tabloid-formaat. Al met al nog geen vijf zinnen dus. 'Bewoners rooien struiken', luidt de kop. Omdat de gemeente de struiken niet wilde rooien hebben de bewoners het zelf gedaan. De struiken waren namelijk niet handig. Ze hadden stekels. En daar gaan de ballen op lek, van de buurtkinderen.

Meestal begrijpt hij de de gemeente niet, maar dit keer wel. Hij kent de straat. Veel geparkeerde auto's. Een brede stoep. En struiken. Met stekels inderdaad. Waarschijnlijk omdat er anders kinderen doorheen lopen. Of volwassenen. Omdat troep blijft liggen tussen perkbloemen. Omdat het op deze bodem de beste plantkeuze is. Hij kan zich duizend redenen voorstellen om deze struiken te plaatsen.

Datzelaar vraagt zich af wat er in de buurtbewoners omgaat. Waarom een plastic bal belangrijker is dan iets dat leeft. Waarom de buurt niet collectief wordt beboet. Hij weet ook wel bomen te staan die hij liever niet had. Of stoepranden. Hekjes. Paaltjes. Maar ze weghalen? Wat slecht is voor de een is weer goed voor de ander, herinnert hij zich.

De laatste zin van het berichtje geeft aan dat de bewoners de lege perken zelf gaan vullen met planten en bloemen zonder stekels. Hij grinnikt. En duimt voor de planten dat er geen buurtbewoners met hooikoorts zijn.

woensdag 10 augustus 2011

Fast

Fast? Niks fast, denkt Datzelaar, terwijl hij zijn koppeling op laat komen. Hij komt er bijna nooit, maar soms is het de handigste manier. Even een snelle hap. Bij de gouden M. Van tevoren altijd aantrekkelijk, achteraf altijd spijt. Binnen komt hij al niet meer. Dikke rijen met verveelde mensen. Ze turen naar het bord met foto's. Van hamburgers zoals geen klant ze ooit in het echt zag. Smakelijke hamburgers. Met verse ingrediënten. Zoals ze hier niet geserveerd worden. Hij vraagt zich af of dat eigenlijk mag, adverteren met nepproducten.

Maar goed, nu staat hij in de drive lane te wachten voor de automatische bestelstem. Maar ook daar is het druk. Een dikke rij met dikke auto's. Voor hem en achter hem. Zodat hij niet meer weg kan. Muurvast staat het. Op zijn horloge ziet hij dat hij inmiddels beter zelf had kunnen koken, tijdsgewijs.

Eindelijk kan hij zijn hamburger bestellen. Dat is ingewikkelder dan het lijkt. De robotstem blijft maar vragen op hem afvuren. 'Eéntje maar, mijnheer? Niets te drinken? Geen friet?' Zuchtend wacht hij in de rij tot hij tien minuten later een papieren zak krijgt aangereikt.

Hij besluit om maar op de parkeerplaats te eten. Dan is het tenminste nog soort van warm. In de zak heeft het kleflauwe broodje gezelschap van tien servetjes. Maar goed dat ik verkouden ben, denkt Datzelaar. Gratis zakdoekjes, altijd fijn. Ineens merkt hij dat hij gedachteloos al het halve broodje opheeft. Het smaakt naar niets. Als hij om zich heen kijkt ziet hij andere mensen hetzelfde doen. Ze merken niet eens dat ze eten. Holle ogen staren uit autoraampjes terwijl hun kaken op en neer gaan.

Als hij door de ruit van het restaurant kijkt ziet hij hetzelfde. Zombies, kauwend op zeemleer verpakt in kunstspons. Hij denkt de voedselketen af. Van graan naar de bakkerij en de veevoederfabriek. De koeien, die vast niet in de wei hebben gedarteld. Slachthuizen en broodfabrieken. Enorme sausbassins waar kleine kuipjes worden gevuld uit zwembaden vol plaktroep.

Hij wordt er misselijk van. En denkt aan een artikel dat hij laatst las. Over het eten van een appel. Het zei hem toen niet zoveel. Maar nu des te meer. Datzelaar besluit nog even langs de groenteboer te rijden. En nooit meer fast food te eten. Eigenlijk net als de laatste keer, bedenkt hij, terwijl hij de parkeerplaats af rijdt.


dinsdag 9 augustus 2011

Norm

'Ja, maar dat is moeilijk, met mijn ADHD', zegt het meisje. Ze hangt half aan een metrolus en praat met een vriendinnetje. Allebei een jaar of vijftien, schat Datzelaar op het oog. Ze ziet er normaal uit. Doet niet druk. Of raar. Of gek. Ze lijkt hem gewoon een meisje van vijftien.

Datzelaar vraagt zich wat dat toch is tegenwoordig. Alle kinderen lijken wel ziek. Ze hebben allemaal een afkorting die aangeeft dat ze niet voldoen aan de norm. Verzonnen en opgelegd door de grijze massa die geen afwijkingen duldt. De ultieme uitdrukking van het laffe gemiddelde. Alsof iemand er ooit van gedroomd heeft om een platte eenheidsworst uit de zesjescultuur te worden.

En toch is het ontstaan vanuit een goeie gedachte, peinst Datzelaar. Gelijke kansen voor iedereen. Gelijke mogelijkheden. Maar hij vraagt zich steeds vaker af of dat niet een beetje is doorgeschoten. Een kans aan iemand gunnen wil niet zeggen dat die hem ook benut. Een doel voor iemand stellen betekent niet dat die dat ook wil bereiken. Misschien ziet diegene het niet eens als kans. Of doel. Gelijke kansen voor iedereen lijkt hem nog steeds mooi, maar niet zonder nooduitgang.

Datzelaar houdt juist altijd wel van mensen die afwijken. Drukke mensen. Stille mensen. Denkers. Doeners. Dat geeft het leven kleur. Hij vraagt zich af of er in zijn tijd ook al ADHD was. Of PDD-NOS. Of een andere onbegrijpelijke uitdrukking die iemands status als outcast aangeeft. Hij denkt van niet. Vroeger was je dan gewoon 'een druk kind'.

Jij bent niet raar, meisje, de maatschappij is raar, besluit Datzelaar, als hij opnieuw naar het meisje kijkt.

maandag 8 augustus 2011

De tijd van het jaar

'Ik weet het niet meer'. De man voor hem kijkt treurig. Hangende schouders. Datzelaar kent hem zo niet. Normaal vastberaden. Kwiek. Weet altijd de oplossing. Voor alles. Ook als er geen probleem is. De man zucht en zegt: 'Het is over'. Hij zucht nog eens en kijkt verdrietig in zijn lege kop koffie. Datzelaar kan het eerst niet plaatsen. Zo goed kent hij de man niet. Dan hervat de man het gesprek: 'En ze komt niet meer terug. Althans, dat zegt ze'. Hij heeft geen idee wat hij nu moet.

En dan legt hij het uit. Over dat het al een tijdje niet goed ging. Tussen hun. Had ze wel eerder gezegd, maar hij vond het wel meevallen. Deed zijn best. Loste het wel op. Alles onder controle. Maar nu blijkt dat er niets onder controle was. Ja, bij hem wel. Maar bij haar niet. En nu zit hij met de gebakken peren. Datzelaar is verbaasd. Dat een onbekende zijn problemen bij hem neerlegt. Maar nog meer over het verhaal van de man. Het verhaal dat hij de laatste tijd zo vaak hoort. Een verhaal van misplaatste verwachtingen en teleurstellingen. Van uit elkaar groeien. Van groei in verschillende richtingen. Ontwikkeling bij de een en stilstand bij de ander. De zoektocht naar geluk. Wat uiteindelijk ook niet van die ander blijkt te komen.

Eigenlijk is het het verhaal van Datzelaar zelf. Met Tineke. Maar toen hoorde je dat verhaal minder vaak. Leek het. Hij schraapt zijn keel en vraagt: 'Heb je kinderen?'. De man breekt. Hij heeft er twee, stamelt hij. Eén van zes en één van acht. En dat vindt hij nog het ergste. Hoe dat nu verder moet. Hij komt er wel weer overheen, maar die kleintjes, dat weet hij nog zo net niet. Datzelaar legt zijn hand op de hand tegenover hem. 'Dat komt ook wel goed', zegt hij zachtjes. 'Alles komt altijd goed. Het gaat zoals het gaat. Het is zoals het is. En dat is goed'. De man kijkt hem aan met betraande ogen: 'Denk je?'.

'Ja', zegt Datzelaar beslist. 'Dat denk ik. En dat wéét ik'. Hij legt een briefje van vijf euro op de tafel voor de koffie. Buiten staat een gure wind. Het gaat niet goed met de wereld, bedenkt Datzelaar, en zet zijn kraag op. We begrijpen elkaar niet meer. En onszelf niet. Hij hoopt maar dat het de tijd van het jaar is. Dan waait het wel weer over.

zondag 7 augustus 2011

Ramadan

Het is warm. Geen zin om te koken en dus tijd voor barbecue. Datzelaar weet nog steeds niet hoe je dat eigenlijk schrijft, maar is te lui om het op te zoeken. Is verder ook niet belangrijk. Hij besluit langs de islamitische slager te gaan. Voor lekker vlees. De keurslager kan er niet aan tippen.

Eigenlijk is 'slagerij' een te klein woord. Een kleine supermarkt is het. Met een hoekje voor de slagerij. Zo'n supermarktje zoals vroeger. Met schapjes. Met yoghurt en melk. Groenten en conserven. Waar alles afgeprijsd wordt met een prijstang. Klikklikklik. Oranje labeltjes. Niet die anonieme barcodes en bliepjes. Een klein kassaatje. Hij komt er graag. Nostalgie. Het doet hem denken aan de oude supermarkt van toen hij klein was. En supermarktjes die je soms in kleine kustplaatsjes nog tegenkomt. Omdat die het wel overleven zonder 'hulp' van de grote ketens. Maar met hulp van de Duitse toeristen. Wie had dat gedacht, in de oorlog, denkt Datzelaar onwillekeurig.
Het enige verschil met die supermarktjes is het assortiment. Veel- en vreemdtalige artikelen vullen nu de schappen. Exotische heerlijkheden, zoet, hartig en allemaal halal, volgens de verpakking. Als Datzelaar de winkel binnenloopt groet de eigenaar hem. Datzelaar vraagt hoe het met de man gaat. Eigenlijk meer uit beleefdheid dan uit belangstelling, realiseert hij zich. Het maakt de man niet uit. 'Goed, dankuwel, en met u?', zegt hij. Hij heeft een vriendelijke lach, zachte ogen en een baard. 'Ook goed, kan niet anders hè, met dit weer', antwoordt Datzelaar een beetje obligaat.
Dan kijkt de man hem ineens indringend aan. Zijn blik verscherpt. Alsof hij iets ingefluisterd krijgt, denkt Datzelaar. 'Het zit niet in het weer mijnheer. Het zit in onszelf. Geluk. We willen altijd maar van alles, maar het is er al. En als het tegenzit; ach, wat niet goed is voor ons is altijd wel goed voor een ander. Daar moesten we ook eens om denken.' Datzelaar is verbaasd. Het is zijn eigen visie, maar vergeet dat weleens.

Dat zegt hij dan ook. De man beaamt het. Ineens ontstaat een gesprek over dromen. Vluchten in drugs. Drank. En het willen van van alles en nog wat. Een hele filosofie over het leven tuigen zij op, staand tussen de groenten. Tot de man ineens zegt: 'Maar neemt u me niet kwalijk, mijnheer'. Zijn ogen staan weer zacht. Datzelaar neemt hem niets kwalijk. Hij is hem juist dankbaar. En omgekeerd, verzekert de man hem.

Als de man wegloopt kijkt Datzelaar hem na. Hij realiseert zich ineens dat het Ramadan is. Tijd van bezinning. Contemplatie. Mooi wel, denkt Datzelaar. Was het elke dag maar Ramadan. Voor iedereen.

donderdag 14 juli 2011

Vertraging

Datzelaar is blij. Vandaag ziet hij Daphne weer. Het is alweer een tijd terug dat hij haar sprak. Of sms-te, want dat doen ze meestal. En heel af en toe spreken ze af. In het echt. Zonder echt iets af te spreken. Een soort van geplande toevalligheid, lijkt het wel. Als de agenda's toevallig samenvallen. En toch, zonder iets af te spreken gebeurt er altijd iets. Of niets. Maar dat is ook iets, denkt Datzelaar filosofisch.

Datzelaar realiseert zich ineens hoe belangrijk Daphne voor hem is. Ook al ziet hij haar niet vaak. Op een of andere manier zorgt ze ervoor dat alles een beetje mooier wordt. En vooral dat Datzelaar minder gestresst is. Ze straalt rust uit. En liefde. Niet per se voor hem, daar gaat het ook niet om. Al zou hij dat stiekem best graag willen. Hoopt hij er misschien zelfs een beetje op. Maar hij durft het niet te zeggen, bang dat hij haar kwijt raakt.

Nee, ze heeft liefde voor het leven. En alles wat leeft. Liefde voor iedereen. Vertraging, denkt Datzelaar. Dat is het. Zij vertraagt de tijd. Ze maakt ruimte. Als zij er is ontstaat er tijd en ruimte. En dan zegt ze iets aardigs. Niet om aardig te doen, maar gewoon, omdat ze niet anders kan. Tegen zomaar iemand die dat nodig heeft. Een straatkrantverkoper. Of een kindje. Of tegen hem.

En vandaag is haar tijd alleen voor hem. Zijn hart huppelt ervan. Voor het eerst in jaren kan hij zijn geluk niet op. Het voelt raar. Onwennig. Hij heeft het gevoel dat er vandaag niets verkeerd kan gaan. En dan weet hij het opeens. Dat gevoel heeft hij eerder gehad. Anders, dat wel, maar toch hetzelfde.

Er is een woord voor. Zijn hart slaat over, maar hij spreekt het niet uit. Bang dat het stuk gaat. Eerst maar eens genieten. Kijken hoe de dag loopt...

woensdag 13 juli 2011

Littekens

Het is donker als het vliegtuig de daling inzet. Het is nog vroeg, een uur of zes. Datzelaar is nog wakker. Hij vindt het altijd mooi, die lichtjes van de vroege stad. De patroontjes. De lichte schemering, waardoor je nét de straatjes kan zien. Winkeltjes en autootjes van een modelspoorbaan verraden dat de stad
ontwaakt.

Eerst voelt Datzelaar trots. Trots op het menselijk vernuft. De steden. De techniek. Vliegen zonder eigen vleugels. Warmte zonder vacht. Licht zonder vuur. Trots op wat de mensheid bereikt heeft. Steden. Machines. Beschaving. De monumenten ervoor zijn overal.

Eenmaal uit het vliegtuig stapt hij in de bus. Op weg van Terminal 2 naar Terminal 1 ziet hij de achterkant. De smerige gangen, de pallets, het vuilnis. De vermoeide mannen en vrouwen in blauwe uniformen. De achterkant van de het toneel. Een kijkje in de coulissen. De luxe winkels camoufleren de ellende, het onrecht en de viezigheid. De prijs van het vernuft.

Het duurt nog twee uur voor hij door kan naar Amsterdam. Bij een grote pub bestelt hij een ontbijt -'English, of course'- en een bak slappe koffie. Hij bladert wat door een tijdschrift over luchthavens. Bij een satellietfoto stopt hij onwillekeurig. Zijn gedachten zwerven een uur terug. Niks vernuft, denkt hij. Littekens. We laten littekens achter. Met chirurgische precisie. Als een waanzinnige dokter Frankenstein creëren we onze eigen monsters. Ten koste van alles. En we zijn er nog trots op ook.

Datzelaar neemt een slok van zijn koffie. Zijn gedachten dwalen af naar zijn favoriete film. Een virus dus. Zegt Mr. Smith. Datzelaar kan het alleen maar met hem eens zijn.

maandag 11 juli 2011

Kleur

'Hoi pap', zegt Eline, aan de andere kant van de lijn. Onbewust krullen Datzelaars mondhoeken omhoog. Blij om haar te horen. Het is tenslotte alweer even geleden. De laatste keer was toen ze langs was met Helmut de Hippie, zoals hij hem in gedachten nu noemt. Ze zegt dat het goed met haar gaat. Beetje overbodig, want hij hoort het duidelijk. Zo'n vader-dochter ding, denkt hij. Stiekem is hij daar wel trots op. Dat hij dat wel heeft. En Tineke niet. Hij hoort de belletjes in haar stem. Belletjes van geluk. Zachtjes rinkelend zoals een bamboe windchime.

Middenin het gesprek zegt Eline ineens 'Hé pap, echt gaaf! Een vlinder hier. Op een takje! En nu fladdert hij weg. Dag vlinder!', om daarna gewoon weer door te gaan met haar zin. Het werkt aanstekelijk. Datzelaar weet ineens wat hij mist in zijn leven. Kleur. Het genieten van de gewone dingen. En hij weet ook hoe dat komt. Hij beseft ineens dat hij teveel bezig is met wat er nog moet komen. Of wat er al geweest is. Of met 'wat als' en 'als ik nou maar...'. Eline heeft dat niet. Of veel minder. En daardoor ziet ze kleine dingen wel. Kleine dingen die eigenlijk heel groot zijn. Een vlinder. Een bijtje op een bloem. Een vallend herfstblad.

En terwijl hij dat denkt worden de kleuren die hij om zich heen ziet dieper. Alsof er een polaroidfilter voor zijn ogen schuift. Of een warmfilter. Eigenlijk had hij besloten dat vandaag zijn dag niet was, maar dat kan hij nu niet meer volhouden.

'Eline', zegt hij zachtjes, 'bedankt. Je geeft meer dan je weet'. Eline zwijgt een beetje verbaasd. Een traan van geluk rolt over Datzelaars wang. Een rupsje knaagt zachtjes aan een groen bloemblad.

woensdag 6 juli 2011

Zomerdag

Het is drukkend warm in de stad, maar het is niet erg. Datzelaar heeft een heerlijk ijsje, zit in de schaduw en kijkt mensen. Eén van zijn heimelijke hobbies. Ondanks de warmte is het druk. Uitverkoop en een of ander evenement. Wat voor evenement weet hij niet precies. Er doen in ieder geval een draaiorgel, een reggaeband, Hare Krisjna's en 'De Actiegroep Tegen Autoterreur' aan mee.

Het is duidelijk al later op de dag. Kinderen staan bijna zonder uitzondering in de huilmodus. Gezomerjurkte vrouwen zien er plakkerig en onaantrekkelijk uit. Hij zelf ook, zonder twijfel, weet Datzelaar. Zijn polyester overhemd was de verkeerde keuze. Het kleeft aan zijn lichaam alsof hij onder de douche heeft gestaan. Met zijn kleren aan.

Dan, midden in het gewoel, ziet hij ze ineens staan. Twee mensen in hun eigen wereld. Alleen bezig met elkaar. Hij schat ze een jaar of veertig, vijftig. Altijd lastig, met dit weer, denkt Datzelaar. Zij is de oudste, denkt hij. maar het kan ook andersom zijn. Ze zien er gelukkig uit. Stralen. Zijn volledig op hun gemak. Bijna alsof ze één zijn, denkt Datzelaar. Helemaal in fase. Dat ziet hij. En dat voelt hij. Zij hebben de wereld niet nodig. Zij zíjn de wereld. Het stadscentrum bestaat niet. Of de warmte. Of de plakkerigheid.

Een beetje verdrietig vraagt hij zich af of hij zich weleens zo gevoeld heeft. En bij wie dan. Misschien bij het eerste meisje waar hij verliefd op werd. Lang geleden. Op de middelbare school. Toen hij er niets mee durfde doen. Omdat de jonge Datzelaar dacht dat hij iets te verliezen had. Wat achteraf erg onlogisch was. Ze was al niet de zijne dus hij kon haar ook niet kwijtraken. Of bij zijn eerste vriendinnetje. Misschien. Maar toen was hij zo overmand door hormonen en emoties dat hij niet echt bezig was met wie zij echt was. Of wie hij echt was. Laat staan zij samen.

Met Tineke? Nee, ook niet denkt Datzelaar. Het had gekund. Ze hebben er tegenaan gehangen. Maar ergens van binnen bleven ze allebei eenzaam. Een lege plek, diep in hun ziel. Die plek ontdekte hij pas toen Tineke vertrok. Dacht dat het de leegte was die zij achterliet. Maar nu hij deze twee mensen ziet, bijna één, weet hij dat die leegte er altijd al was. Ook tijdens Tineke.

Als hij naar het stel kijkt wordt hij warm van binnen. Zij hebben het ontdekt. Hoe je jezelf opzij kunt zetten. Zodat ego's het niet winnen van het samenzijn. Of eigenlijk moet daar een spatie tussen, denkt Datzelaar. En een hoofdletter erbij. Samen Zijn.  Hij weet niet hoe het moet. Hij heeft het niet geleerd. Als dat al kan.

De twee mensen voor hem wel. Datzelaar is blij voor ze. En hij hoopt dat hij het ooit ook zal leren. Neemt een laatste lik van zijn ijsje en gooit het hoorntje weg. Tijd om naar huis te gaan.

donderdag 30 juni 2011

Eindbaas

'Nou', zegt Flip. 'Johan is wél een échte eindbaas natuurlijk'. Datzelaar moet lachen. Hij weet waar 'eindbaas' vandaan komt. Uit videogames. De laatste horde die genomen moet worden op het hoogste, moeilijke level. De bijna onverslaanbare superevil dude die alle behendigheid en vaardigheid van de gamer eist. Hij kent Johan wel. Een klein schriel mannetje met een te groot jasje. En eeuwige Mephisto schoenen. Makro, met een geleende pas, denkt Datzelaar. Niet direct wat Datzelaar een eindbaas zou noemen. Eerder prototype pennelik.

Flip kijkt wat geïrriteerd. Vragend kijkt Datzelaar hem aan. Flip neemt een slok water en begint. Dat Johan er niet flitsend hóeft uit te zien. Omdat Johan zijn schaapjes wél op het droge heeft. Dat Johan met kopen en verkopen van bedrijven miljonair is geworden. Twee kastelen heeft in Frankrijk, een landhuis in Schotland en een Hacienda in Florida. Een knappe en ook nog lieve vrouw heeft en drie kinderen. Dat als er íemand creatief is, het Johan wel is. Omdat hij niet in problemen denkt, maar in kansen. Omdat hij niet oordeelt, maar absorbeert, verwerkt en er iets van maakt. Dat Johan ook in tijden van crisis geld verdient als water. En vooral dat Johan een tachtig procentsbelang heeft in Twans bedrijf. En dus Datzelaars projectjes betaalt. En vooral dat Johan een fijn en prettig mens is die ook anderen iets gunt.

Beschaamd kijkt Datzelaar naar de grond. Hij, de man die niet meer zou oordelen. De man met het open vizier. Het lijkt Datzelaar het beste om maar even te zwijgen.

woensdag 29 juni 2011

MP3

Het is niet zijn gewoonte. Hij vindt het een sociale verarming. Al die mensen in hun eigen coconnetje. Pluggen in de oren, smartphone voor de neus en vooral niet praten met je buurman. Wat was dat vroeger anders, mijmert hij. Vooral in de rookcoupé. Dat was eigenlijk altijd wel gezellig. Maar ja, roken mag ook niet meer, tegenwoordig. Afijn, denkt Datzelaar. Vanavond heeft hij wél muziek op in de trein. Koptelefoon op. Even alleen. Het volume staat laag. Hij wil niemand storen.

Zo zit hij in zijn vierzitje als het meisje en de jongen binnenkomen. Ze gaan tegenover hem zitten. Vanaf zijn muzikale eiland neemt Datzelaar ze in zich op. Het meisje heeft een lief gezichtje. Datzelaar schat haar tegen de twintig. Ze is te dik voor haar leeftijd. Een lief biggetje, denkt hij, met dikke pootjes. De jongen is afgetraind. En knap, tenminste, voor zover hij kan oordelen. Als medeman. Maar de jongen heeft het zelf nog niet door. Hij heeft dikke zwarte krullen en iets verlegens over zich. Zachte ogen.

Het meisje is moe. Ze laat zich tegen de jongen aanzakken. Die schuift ongemakkelijk. Haar hoofd op zijn schouder. Zij wil slapen. Smoorverliefd is ze, dat voelt Datzelaar. Als ze de jongen wil kussen ontwijkt hij haar. Vanaf dat moment verandert er iets. Kleine dingetjes. De jongen plukt aan zijn stoppels. Zijn ogen bewegen schichtig. Het meisje merkt het niet. Te moe. Kijkt naar de grond met een lege blik. En dan kijkt de jongen naar het hoofd op zijn schouder. Naar het meisje. Datzelaar ziet het verdriet. En de liefde. Voor dit meisje. En zijn pijn. Omdat het gevoel weg is. De passie.

Hun blikken kruisen elkaar. Herkenning. De jongen weet het. Datzelaar weet het. Alleen het meisje niet. Die hoort het vanavond pas. Of morgen. Of volgende week. Of nooit. Omdat de jongen wacht tot ze er zelf mee stopt. Omdat hij te lief is om haar pijn te doen. Of te laf, denkt Datzelaar.

Datzelaar weet niet met wie hij meer te doen heeft. Met de jongen of met het meisje.

dinsdag 28 juni 2011

Barbecue

Hoe spel je dat ook al weer, denkt Datzelaar. Barbeqe? Barbecu? Barbeque? Uiteindelijk houdt hij het maar op BBQ. Dat laat het lekker in het midden, iedereen begrijpt het en het is soort van hip. Al denken hippe mensen daar vast anders over. Die BBQ-en niet. Die slow-cooken in hun buitenkeuken. Skottelbraaien. Of ze eten fingerfood. Raw, dat spreekt.

Maar Datzelaar houdt wel van een steakje van de grill. Het liefst met een aantal vrienden. En een fles rosé. Of witbier, dat is ook goed. Toch wel gek, denkt Datzelaar. Als hij een BBQ-feestje organiseert koopt hij stevig in. De slager ziet hem graag komen. Omdat Flip en Twan samen al een halve koe opkunnen. Dat wordt dan wel deels gecompenseerd door Eline, die eet geen vlees, maar toch. Flips hippiegevolg kan ook aardig bunkeren. Merken ook niet wat ze eten zo tussen de joints door, trouwens.

Maar eigenlijk is hij tegen het eten van veel vlees. Vindt vlees nogal verspilling van grondstoffen. 10 kilo planten voor de productie van 1 kilo vlees. Dan kun je beter wat meer brood eten. Of sla. En paprika's kunnen ook op de BBQ. En maïs. En aardappels. En hij vindt het ook een beetje ironisch. Hij en z'n vrienden een leuke avond ten koste van een koe. En een varken. En een lam. Als het mensen waren zou je dat toch niet doen. Maar ja, overmacht, denkt Datzelaar. Dus veel vlees. Steunt hij in ieder geval de economie.

Als de uitnodiging klaar is drukt hij op 'send'. Klapt zijn notebook dicht. Hij heeft er honger van gekregen. Tijd voor een broodje. Eens kijken wat hij gaat eten. Hij twijfelt tussen een broodje bal en een frikadel. Of gezond en toch maar tartaar?

vrijdag 24 juni 2011

Baard

Hij heeft er alweer spijt van. Hij moest wat spulletjes hebben en Eline ook. Dus maar afgesproken, want altijd gezellig. Ze zouden er gelijk eten. Maar nu hij er is is het helemaal niet gezellig. Het grote blauw-gele pakhuis vol rotzooi valt tegen. Zoals altijd. De quasi-gezellige huiskamertjes waar niemand woont. De o-zo-leuke accesoires die er thuis altijd suf uitzien. Of hip, maar dan heeft iedereen ze. De Zweedse ballen die er beter uitzien dan dat ze smaken. De penetrante geur van spaanplaat en MDF. En vooral het hijgerige, hebberige publiek. Het baant zich zwoegend en zwetend een weg door het afhaalmagazijn. Dringen om in de ellenlange rij voor de kassa te staan. Datzelaar vraagt zich af wat hen bezielt. Collectieve waanzin gedreven door stylisten uit de zesjescultuur.

Op de kastenafdeling zijn een man en een vrouw een kast aan het samenstellen. Op de computer. Handig, schreeuwen de posters. Want dan heb je gelijk een lijstje met alle onderdelen. Maar het systeem werkt niet. De man vloekt. Is zichtbaar geïrriteerd. Zijn vrouw probeert hun kinderen bij de les te houden. Datzelaar schat de kinderen niet zo oud. Peutertje en kleutertje, grinnikt hij van binnen.

Een man in een jurk zegt vriendelijk tegen de vrouw: 'Let u maar op uw kinderen hoor, mevrouw, straks bent u ze kwijt...'. De man heeft een lange baard. Een beetje beschaamd betrapt Datzelaar zich op zijn vooroordelen. De man spreekt accentloos Nederlands, ondanks zijn Arabische uiterlijk. In zijn hoofd had Datzelaar hem al geclassificeerd. Fundamentalist, handenweigeraar. Haatbaard, zelfs. Het valt hem mee. Even speelt hij met de gedachte de man aan te spreken en zijn excuses te maken. Onzin, natuurlijk.

Dan laat de Arabier er bits op volgen: '...met al die gore Hollandse pedofielen'. De vrouw kijkt hem verbouwereerd aan. Uit het veld geslagen kijkt Datzelaar de Arabier na. De jurk wappert hem achter hem aan.

donderdag 23 juni 2011

Tjemig

Tjemig, denkt Datzelaar, wat is de wereld mooi. Sinds Tineke weg is en hij weer uit het dal geklommen is zijn alle kleuren feller, geuren duidelijker en zijn gedachten helderder. En als er donkere wolken in zijn hoofd drijven weet hij dat het wel over gaat. Zelfs als de wolken zich opstapelen en een storm worden. Ergens daar achter is er rust. Het zijn maar wolken. Het is maar regen. En zonder regen gaat alles dood, dus laat het maar.

En het is gek, denkt Datzelaar, maar het lijkt of hij soms voelt wat andere mensen voelen. Hun pijn. Angst. Twijfel. Hij merkt dat hij makkelijker communiceert met mensen. Niet dat hij daar nou zo'n moeite mee had, maar dit is op een ander niveau. Gevoelsniveau. En mensen voelen het ook aan hem. Storten hun hart uit. Weten dat hij luistert. En soms een antwoord heeft. Of een goeie vraag stelt. Stellen vertrouwen in hem.

Het doet hem denken aan de jonge Datzelaar. Van een jaar of achttien. Die had dat ook, voor hij opgeslokt werd door hypotheek, baan, huis, auto, carrière en gezin. Alleen wist die niet wat hij ermee moest. Zocht zelf ook nog naar de antwoorden. Dacht dat hij alleen was. De enige die zich zo voelde. Maar dat was niet zo, weet hij nu. We zijn allemaal mensen. Voelen allemaal hetzelfde. Daarom luistert hij graag naar hun verhalen. Omdat het is alsof iemand anders zijn verhaal vertelt.

Gek, denkt Datzelaar. Zo'n mentale crash. Hoe je daar uit kunt komen. Je zou er blij van worden.

dinsdag 21 juni 2011

Verkoper

De man kijkt een beetje treurig. Datzelaar ziet dat hij zijn best doet om zelfverzekerd over te komen. Geeft een stevige hand. Te stevig. Kijkt hem recht aan. Te lang. Alles volgens het boekje, maar alles te. Van binnen zucht Datzelaar. Een verkoper. Hij was er al bang voor. Maar toch erin getuind.

Telefonisch was het een gloedvol betoog. Over een project. Met grote potentiële opdrachtgevers van Datzelaar. Debatten. Congressen. En 'publicaties'. Het klonk goed. Overtuigend. Dus had Datzelaar 'ja' gezegd. Tegen een afspraak. En nu zit de man hier. Met een koffer vol tijdschriften. Waarin je een advertorial kunt kopen. Net als al die anderen die er in staan. Thematisch. Allemaal meninkjes gebundeld. En geen hond die het leest, denkt Datzelaar.

Het verhaal zoals de man hem vertelt klinkt steeds holler. En vager. Alsof hij er zelf niet meer in gelooft. Een lezersprofiel heeft hij niet. Halverwege het gesprek zegt Datzelaar: 'Ik doe het niet. Het lijkt me beter dat ik dat nu zeg. Scheelt u een hoop tijd en moeite'. Op het gezicht van de man is een mengeling van teleurstelling en opluchting te lezen. Hij begint te vertellen over zijn werk. Dat hij is ingehuurd. Zelfstandig werkt. Over zijn voetballende zoon. Dat het lastig is. En of Datzelaar hem nog ergens kan aanbevelen.

Eigenlijk best een aardige vent, vindt Datzelaar. Die ook maar probeert er het beste van te maken. Net als iedereen. Als hij weg is kijkt Datzelaar uit het raam. Net als iedereen, denkt hij opnieuw. En neemt een slok van zijn koffie.

maandag 20 juni 2011

Engeltje

Op de foto zit een raar vlekje. Of nee, dat is niet zo. Het zit niet óp de foto, maar erin. De foto is al oud. Hij hij komt uit het doosje met mama's spullen. Datzelaar schat het plaatje zeker een jaar of 30. Hij kan zich de foto herinneren. Van vroeger. Zwart-wit nog zelfs. Ook toen vroeg hij zich al af wat dat vlekje is. Mama staat achter hem en papa naast haar. Voor hen staat Datzelaar. Mama heeft haar handen op zijn schouders. Het plekje lijkt op een gezicht, als je goed kijkt. Of dat graag wilt. Het zweeft boven zijn hoofd, tussen hem en mama in.

Hij heeft heel lang gedacht dat het misschien een ongelijkheid in de filmemulsie was. Dat kon toen nog. Maar sinds Tineke bij hem wegging zijn er zoveel bijzondere dingen gebeurd. Eerst zijn diepe dip. Toen zijn weerzien met Eline. Daphne, die ineens uit het niets verscheen. Als een engeltje. En ook een heleboel kleine dingetjes. Geuren die hij ruikt als hij buiten loopt. Geluidjes. Alsof zijn waarneming is verscherpt. Maar ook die keer dat hij om een rare reden toch maar even zijn wielen controleerde. Om er tot zijn schrik achter te komen dat twee wielbouten misten.

Datzelaar gelooft niet meer in vlekjes. Of een ongelijke korrel. Nee, hij gelooft dat het zijn beschermengeltje was. Gevangen op een onbewaakt momentje. Op een foto uit 1979.

zaterdag 18 juni 2011

Loempia

Ze lijkt hem erg aardig. Lief. Tevreden. Dat straalt ze uit. In haar karretje, in de kou. Datzelaar heeft net een loempia besteld. Ze nam de bestelling met een buiging in ontvangst. En de muntjes. Toen hij haar bedankte voor het wisselgeld boog ze opnieuw. Eerst dacht hij dat het nederigheid was. Daarna dacht hij aan dankbaarheid. Of hoffelijkheid. Maar inmiddels denkt hij dat ze het gewoon doet omdat ze het doet. Zij buigt niet voor iets. Of voor iemand. Ze buigt naar de wereld. Een stil moment in een zee van haast.

Hij realiseert zich ineens dat dat buiginkje zijn echte reden is om af en toe een loempia te eten. Hij vindt loempia's namelijk niet eens zo lekker. Datzelaar geniet elke keer weer. Haar bewegingen zijn sierlijk. Gracieus. Onopzettelijk laat ze de Nederlanders voor haar karretje er onbeholpen uitzien. Grof. Met onbehouwen gebaren. En flauwe 'sambal-bij'-grappen. Een koningin in een loempiakarretje. Onbewust verheven boven haar onderdanen. Die naar haar opkijken aan de andere kant van de toonbank.

Hij wil graag eens met haar praten, maar hoe open je zo'n gesprek? Iets over het weer? Typisch Hollands. Een gesprek beginnen met een lege zin en dan hopen dat de ander zijn ziel blootlegt. En dus zegt hij maar niets. Datzelaar lacht haar vriendelijk toe met neergeslagen ogen. Hij kopieert haar, weet hij.

Als Datzelaar de loempia aanpakt buigt hij ook. Maar niet naar haar. Hij buigt vóór haar. Vast grof en onbeholpen. Hij kan niet beter, maar doet het zo goed hij kan. Omdat het zo voelt. Omdat ze het verdient.

vrijdag 17 juni 2011

Vloeibaar

Datzelaar kijkt om zich heen. Roodbezwete hoofden in een climate controlled kantoor. Het vergaderhok is van glas. Midden op de kantoorverdieping. Het doet hem denken aan een vissenkom. Moet waarschijnlijk de totale transparantie van de organisatie weergeven. Die poging is dan mooi mislukt, want hoewel de twee kanten van het glas elkaar wel kunnen zien is het aquarium geluiddicht.

Aan de andere kant van het glas heerst een serene rust. Hier werken heren. En een enkele dame. Hier loopt men niet maar schrijdt men. Maar aan de binnenkant van het glas heerst een vervelende sfeer. De sfeer van barricades, molotov cocktails, ME-busjes, krakersrellen en Ajax-huldigingen. En dat allemaal over een contractje. Nou ja, contract. Want het gaat over miljoenen.

Datzelaar vraagt zich af hoe zij eruit zien, van buitenaf. Dit is vast niet de gedroomde transparantie. Dat iedereen kan zien hoe de directeur met de vuist op tafel slaat en paars aanloopt. Zijn advocaat probeert het nog een keer. 'Heren, nog een laatste poging dan. Laten we wel wezen, onder druk wordt alles vloeibaar'.

Wat een raar gezegde eigenlijk, denkt Datzelaar. Alsof het leven niet al vloeibaar is. Alsof niet ieder moment alles kan veranderen. Volledig. Zoals iedere paramedicus je kan vertellen. Alles is al vloeibaar, denkt Datzelaar. Alleen denken we dat alles zo is als we denken dat het is, en dat dat ook zo blijft. Maar dat is onzin.

'Wie nog meer?', zegt de advocaat. Hij kijkt de tafel rond en schenkt koffie naast zijn kopje. Over zijn paperassen. En vloekt. Datzelaar kan het niet laten en vraagt lachend: 'te veel druk, teveel koffie of allebei?'. De advocaat kleurt nog roder. De directeur kijkt hem vernietigend aan. Datzelaar lacht in stilte.

woensdag 15 juni 2011

GSM

Datzelaar heeft hoofdpijn. Links. De kant waar hij altijd belt. Sinds hij een nieuwe GSM heeft is dat vaak het geval, valt hem op. Hij heeft ook geprobeerd aan de andere kant te bellen. Dan is het links over maar heeft hij rechts hoofdpijn. Misschien iets met straling. Op YouTube staan wel filmpjes over eieren koken met een paar GSM's maar daar gelooft hij dan weer niet zo in. Of zijn kennissen zijn allemaal mensen die heel hard praten. Maar dat valt wel mee.  En Tineke heeft ook niet meer gebeld. Nou ja, dan maar een headsetje. Misschien scheelt dat.

Toch is het wel raar, denkt Datzelaar. Die GSMmetjes. Hoe die de wereld veranderd hebben. Kinderen die op hun achtste al hun vriendjes bellen. SMS-en. Telefooncellen zijn niet meer te vinden in de stad. En als ze er wel zijn hebben ze een onbegrijpelijk betaalsysteem of ze zijn stuk.

Het meest duidelijk is het in films. Als het leven van de hoofdrolspeler afhangt van een belangrijk telefoontje. Naar of vanuit een telefooncel. Die natuurlijk nergens te vinden is. Hij vraagt zich af hoe mensen die na 1995 geboren zijn dat zien. Een hoop gedoe over een telefooncel, terwijl je toch een GSM hebt.

Allemaal mooi, maar dat lost zijn hoofdpijn niet op, besluit Datzelaar, terwijl hij zijn GSM pakt. Twan maar eens bellen. Misschien heeft die zin in een biertje. 

dinsdag 14 juni 2011

Foto's

Hij weet niet waarom, maar hij zit met z'n fotoalbum op schoot. Even bladeren. Door vroeger. Een heel leven gevangen in plaatjes. Sommige foto's kan hij zich herinneren. Andere helemaal niet. Er komen ook mensen op voor die hem vaag bekend voorkomen. Maar hoe ze heten? Geen idee.

Behalve de hopeloos gedateerde kleding en kapsels valt hem op dat hij best een leuk jongetje was. Iets dat hij vroeger zelf niet zo zag. En dat hij overal wat melancholiek kijkt. Ook als hij naar de wat grotere Datzelaar kijkt ziet hij dat. Een niet onknappe jongen. Knap misschien wel, zelfs. Wat dacht hij daar vroeger anders over. Behalve dan over de foto's waar hij toen heel tevreden over was. En juist die zien er nu onnatuurlijk en geposeerd uit. Stoere blik, maar ondertussen.

Op een gegeven moment is er een periode weg. Heeft hij een tijd geen foto's gemaakt. Niet nodig. Herinneringen waren genoeg. In je hoofd. Vond hij. Maar na Eline's geboorte veranderde dat weer. En nu, met de camera in z'n telefoon al helemaal.

En toch. Als hij naar foto's van nu kijkt is hij niet tevreden. Die vermoeide kop. De dikke kringen onder z'n ogen. Al zeggen anderen nog zo vaak dat het meevalt. Dat hij er wel goed uitziet. Wat hij zelf ziet is toch anders. "The world you see outside of you is a reflection of what you have inside of you.", las hij laatst in een artikel over straathoekwerkers in Amerika. Ook als je in de spiegel kijkt, blijkt.

Dan maar wat meer aan de binnenkant werken dan aan de buitenkant, besluit Datzelaar. Troost zich met de gedachte dat over tien jaar de foto's van nu ook prachtig zijn. Tijd voor koffie.

maandag 13 juni 2011

Oorsprong

Ja, waar zoek ik eigenlijk naar, denkt Datzelaar. Goeie vraag. De kamer heeft een prettige atmosfeer. Heel anders dan bij die andere therepeute. Maar goed. Deze dame is ook geen therapeute. Maar gewoon iemand die wijze dingen zegt. En vraagt. Vanuit haar gevoel. En niet vanuit een boekje. Iemand die snapt dat het alleen werkt als het klikt en andersom.

Heel lang heeft Datzelaar gezocht naar de zin van het leven. Maar dat bleek vrij zinloos, achteraf. Daarna zocht hij zichzelf. Om er na jaren achter te komen dat hijzelf er al die tijd bij was. Alsof je sleutels zoekt die in je broekzak zitten. Of een bril die op je neus staat. En nu weet hij het eigenlijk niet meer. Waar hij naar zoekt. Alleen het gevoel dat hij moet zoeken is overgebleven. Een gepensioneerde zonder doel. Die elke dag op tijd opstaat omdat hij dat zo doet.

Datzelaar kijkt haar aan en geeft toe dat hij het eigenlijk niet meer weet. Dan zegt zij: 'Weet je, ik herken het. Jou. De zoektocht. Maar als je zoekt naar het doel kom je er niet. Of een bestemming. De grote vraag is niet wat het eind is, maar wat de oorsprong was. Niet: waar ga je naartoe, maar: waar kom je vandaan. Het is hetzelfde, maar dat is makkelijker. Daar ben je namelijk al geweest'.

Uren later echoën de woorden nog steeds in zijn hoofd. Ze doen hem denken aan een verhaal dat hij eens las. Het klinkt logisch, maar Datzelaar moet er nog eens even over nadenken. Of misschien ook niet. Misschien moet je het gewoon voelen, bedenkt hij. Maar hoe doe je dat? Gewoon?

zondag 12 juni 2011

Vriendje

'Hoi pap, dit is mijn nieuwe vriendje. Hij heet Helmut'. Voor Datzelaar staat een stoffig type met dreadlocks tot aan zijn knieën. Op de rug gezien lijkt hij een jaar of 25. Van voren minstens 55. Maar goed, dat kan ook het stof zijn, spreekt Datzelaar zichzelf moed in. Hij komt hem bekend voor, maar kan hem niet direct plaatsen. Komt wel. 'Dag Helmut', zegt hij, terwijl hij zich afvraagt hoe Flip in dit plaatje past. 'Hallo', zegt Helmut met een piepstem. En een Duits accent. Helmut steekt hem een hand met smeervlekken toe. Niet te ontwijken. Datzelaar besluit er zo hard mogelijk in te knijpen, maar het is duidelijk dat Helmut graag sleutelt.

Helmut en Eline ploffen neer op de bank. Een raar duo, vindt Datzelaar. Eline het luxe modepopje en deze piepende automonteur. Ineens bedenkt Datzelaar waar hij hem van kent. Eén van de hippies uit Flips gevolg. Als Helmut even naar de WC is vraagt Datzelaar hoe het nou zit. Met Helmut. Met Flip. Tot zijn verbazing zegt Eline: 'Ik hou van ze allemaal, pap. Allemaal even leuk. Op hun eigen manier'. Datzelaar begrijpt haar wel een beetje. En vraagt maar niet verder. Dat leidt maar tot ingewikkelde discussies. Met oordelen. En veroordelingen. Het is ook zijn zaak niet, tenslotte. Maar hij weet nu al dat Tineke binnenkort weer belt. Jammer dat het allemaal zo moet. Altijd. Zonder kennis van zaken. Zonder oog voor de ander. Hij heeft met Eline te doen.

Als Helmut en Eline vertrokken zijn pakt hij zijn blauwe schriftje. Even schrijven. Dat lucht op.

"-pleidooi-
edelachtbare
ik beken 
geen pardon
veroordeel mij want
mijn misdaad is
liefde"

vrijdag 10 juni 2011

Liefde van mijn leven

Datzelaar heeft hem al jaren niet gezien. Maar nu eindelijk weer eens wel. Toevallig, eigenlijk. De afspraak was snel gemaakt. Net als vroeger. Beetje los-vast, zoals dat altijd ging met Joep. Ergens op de avond dook hij dan wel op. Of verdween hij. Joep, die het leven in het hier en nu heeft uitgevonden. En verbeterd. Een spoor van gebroken harten achterlatend. Per ongeluk. Omdat dat nou eenmaal zo gaat. En niemand die het hem écht kwalijk neemt.

En nu zitten ze daar. Te zitten. Ze hoeven niets te zeggen, maar het mag wel. Alsof de tijd heeft stilgestaan. Een mooi gevoel, vindt Datzelaar. Hij vraagt hoe het nu met Joep gaat. Die begint te stralen. Nog meer dan normaal. Hij is pas vader geworden vertelt hij. Van de mooiste dochter ter wereld. De liefste. De leukste. Als Datzelaar vraagt hoe het met Debbie gaat zegt Joep dromerig: 'Oh, ja, Debbie. Een prachtige tijd.' Datzelaar begrijpt eruit dat Joep en Debbie voorbij is. Joep blijkt nu met Julia.

Datzelaar vraagt: 'Maar Deb was toch de liefde van je leven?'. Joep knikt heftig van ja. Een beetje lacherig zegt Datzelaar: 'En Julia dan?'. Dromerig zegt Joep: 'Oh ja, zij ook. Zij is ook de liefde van mijn leven'.

Datzelaar grinnikt. Het is inderdaad nog net als vroeger.

donderdag 9 juni 2011

Maar wat dan?

'Ik wil iets anders', zegt de man voor hem. 'Ja, weet je, ik weet het gewoon niet. Waar ik heen ga. Als ik terugkijk denk ik, wat heb ik nou eigenlijk bereikt? Is dit het dan? Ik mis zingeving in mijn leven'. Zijn ogen staan op treurig. Grijze kringen eronder. Hangende mondhoeken. En schouders. Oh nee, alweer één, denkt Datzelaar. Hij heeft er even geen zin in.

Hij kent het gevoel wel. Herkent is misschien een beter woord. En heel veel van zijn vrienden ongetwijfeld ook. Allemaal op zoek. Een heel leeftijdscohort. Naar zichzelf. Naar een doel. Een andere baan. Een andere auto, een ander huis, een andere vrouw, andere kinderen. Bijzonder, denkt Datzelaar. En alles is goed, als het maar anders is.

Maar als je dan vraagt wát dan hun doel is, weten ze het niet. Wat ze willen bereiken. Alleen maar dat ze weg willen van waar ze nu zijn. Ze zijn stuk voor stuk gevormd door hun ouders. Die wél keihard moesten werken voor hun geld. Die hun kinderen vertelden: 'Ga studeren, goed voor je toekomst'. En allemaal gingen ze. Niet uit passie maar vanwege de droom van een ander. En die toekomst heeft hen nu ingehaald.

Datzelaar heeft er zelf wel vrede mee. Het is vrij simpel, denkt hij. Dit is hier. Nu is nu. En waar je staat is het resultaat van je vroegere beslissingen. En dat is alles. Niks meer, niks minder. Het is wat het is.

Datzelaar kijkt hem aan. 'Ik wil ook iets anders dan dit', zegt hij. 'Ga je mee bier drinken? Lijkt me buitengewoon zingevend voor vandaag'.

woensdag 8 juni 2011

Vraagje

Ping, doet de telefoon van Datzelaar. Een SMS-je van Daphne. Met een vraag. "Wat zou je vragen als je God een vraag mocht stellen?" Goede vraag, denkt Datzelaar. Daar gaat hij eens even over nadenken. Beginnen bij het begin. Om een vraag te stellen aan God is het wel handig dat hij bestaat. Maar in welke vorm dan? Datzelaar gelooft zeker niet in een God in Sinterklaasvorm. Een wijze man die van bovenaf alles bestiert. Maar wat dan?

Datzelaar heeft eerder het gevoel God niet los staat van het universum. Of de universums. Eerder dat alles in het universum en daarbuiten uit God voortkomt. Bij elkaar opgeteld God is. Iedereen is dan een stukje van God. Zoals de cellen van Datzelaars eigen lichaam. Dat komt eigenlijk nog het dichtst bij zijn Godsbeeld.

Datzelaar denkt aan zijn vrienden. Kennissen. Iedereen eigenlijk. Hoe we op zoek zijn naar gezelschap. Erkenning. Herkenning. Geld. Macht. Liefde. Sex. Aandacht. Alles om maar niet alleen met jezelf te hoeven zijn. De oneindige eenzaamheid die de kern is van het bestaan. Het eeuwige zoeken naar compleetheid.

Datzelaar voelt ineens een intens medelijden. Met God. Want als hij als nietig celletje zich al zo voelt, hoe moet dat dan zijn voor het Grote Geheel? Oneindig maal versterkt? Hij pakt zijn telefoon en tikt in:  "God, bent u niet verschrikkelijk eenzaam?"

maandag 6 juni 2011

Wat nou weer?

Tineke aan de telefoon. Of Datzelaar die viespeuken weleens van haar dochter wil afhouden. Datzelaar heeft geen idee waar het over gaat. Zoals meestal als Tineke iets zegt. Even overweegt hij om te zeggen dat Eline ook zíjn dochter is, maar bij nader inzien slikt hij dat maar in. Voor zover hij weet kent hij ook geen viespeuken. Nou ja, Twan heeft een wat ruimere instelling waar het relaties betreft, maar een viespeuk?

Datzelaar legt de hoorn neer en gaat koffie zetten. Hij weet dat ze nog wel even door raast. In zo'n bui hoort ze toch niets, dus beter de tijd efficiënt gebruiken. Als hij de melk geklopt heeft en een mooie latte machiato heeft uitgeschonken pakt hij de hoorn weer op. Ze is nog niet klaar. Zoals verwacht. Als ze stopt om even adem te halen neemt hij zijn kans waar. 'Maar Tien, waar gaat dit over?', vraagt hij zo onschuldig als hij kan.

Pas als hij het antwoord hoort dringen de beelden tot hem door. De beelden die hij ergens wel opgeslagen heeft, maar nog niet echt verwerkt. Hij snapt nu wel waar die vreemde droom vandaan kwam. Eline met Brian Wilson in een raket rond de kerk. De raket van Kuifje. Die ze net nog in een campagne van Twan hebben gebruikt.

Tineke gaat maar door over het leeftijdsverschil. Flip is maar liefst tien hele jaren ouder. Datzelaar ziet het probleem niet, maar dat houdt hij maar even voor zich. 'Ik zal weleens met ze praten', zegt hij. Ook verkeerd.

Als Tineke haar furie opnieuw over hem uitstort is hij het zat. 'Tot ziens', zegt hij. En drukt op het rode knopje. Eerst de krant maar 's lezen.

zondag 5 juni 2011

Datzelaar dicht

Datzelaar bladert door zijn blauwe schriftje. Het begint wel wat te worden, vindt hij tevreden. Niet alles is even goed, maar toch. Hij weet niet wat hij heeft. Hij en gedichten. Eigenlijk moet hij er om grinniken. Hij heeft niets met poëzie. Maar moet zijn verhaal toch ergens kwijt. Zou het de invloed van Eline zijn? Of Daphne misschien?

Het voelt als een soort thuiskomen. Hij is best tevreden met hoe het gaat. Geeft zijn eigen leven een 8. Een 8+, misschien wel. Al vergeet hij dat regelmatig. Soms herkent hij zichzelf niet meer. Vrolijk. Pretlichtjes. Een grijns die de hele dag niet meer weg wil.

En toch, en toch... hij is er nog niet, voelt hij. Op zijn bestemming. Maar het komt wel. En ineens heeft hij er één. Een mooie zin. Een gevoel. Een zeepbel die zachtjes landt op zijn hand, zodat hij hem kan bekijken. Hij pakt een pen en begint te schrijven.

als het voelt als ergens anders
dan pas ben ik thuis"

Tevreden neemt hij een slok. Rosé. Geen koffie vandaag. 

zaterdag 4 juni 2011

Verjaardag -2-

Zaterdag. Zijn verjaardag. Hij had geen zin om het te vieren, maar dat zou niets uitmaken. Bezoek komt er toch altijd wel. En zeker op zaterdag. En nu er bezoek is is het ook best gezellig, geeft hij zichzelf toe. Twan en Flip zijn er. Natuurlijk. Gratis drank. Twan heeft Nicolien mee, wat best bijzonder is. In de slipstream van Flip zijn drie vage hippies meegekomen. 'Ken ik van vroeger', zei Flip, terwijl hij achteloos een hap uit een stuk salami nam. Die hij onmiddellijk weer teruglegde in Datzelaars koelkast. Bij ieder ander zou je kwaad worden, maar Flip komt ermee weg, denkt Datzelaar geamuseerd.

En dan komt Eline binnen. Heel eventjes valt alles stil. Lijkt het. Ze straalt. Is prachtig. Ongelooflijk dat hij zo'n mooie dochter heeft, denkt Datzelaar. 'Dag pap', zegt ze, terwijl ze hem omhelst. Ze drukt hem een pakje in zijn hand. Bruin pakpapier. Met een touwtje. Plat. 'Pas openmaken als iedereen weg is', fluistert ze in zijn oor, om daarna door te zweven naar Flip. Die ze vol op de mond zoent. En meer. Minutenlang. Datzelaar is te verbaasd om er aandacht aan te besteden. Hij staart naar het pakje. Zoiets kleins is niets voor haar, tenslotte. Eline houdt juist van theater.

De dag gaat tergend langzaam voorbij. Praatje hier, gesprekje daar. Drankje, hapje. Supergezellig, maar hij is er niet echt bij. Kan niet wachten tot het huis weer leeg is. Pas diep in de nacht vertrekken de laatsten. Flips 'vrienden'. Natuurlijk, denkt Datzelaar, licht geërgerd. Hij ploft moe op neer op de bank.

Datzelaar trekt de strik uit het touwtje. Opent het papier. Een CD-R in een papieren hoesje. En een briefje. Handgeschreven. Op twee plekken heeft de inkt gevlekt. Het papier is daar een beetje gebobbeld. Alsof er druppels op zijn gevallen. Hij weet dat Eline daar iets mee bedoelt. ZijnPietje Precies zou dit anders opnieuw gedaan hebben. Hij besluit eerst het briefje te lezen.

"Lieve pap,

Je wilde iets van mijzelf hebben, zei je, toen ik je vroeg wat je wilde. Ik begreep het eerst niet. Je hebt het uitgelegd en nu begrijp ik het wel. Maar jij moet ook iets begrijpen papa. 

Als ik jou een duur cadeau geef is dat voor mij wél belangrijk. Ook al zegt het jou niets. Ook al lach je het weg. Of doe je er lullig over, zoals je meestal doet met cadeaux. 

En dat doet pijn papa, want als ik niet van je hield gaf ik je iets kleins. Of helemaal niets.

Ik ben anders dan jij, pap, maar ik hou wel van je. Heel veel. Maar dit jaar krijg je iets kleins. Iets van mezelf, zoals je gevraagd hebt. Het heet 'Datzelaars Days'. Ik ben gaan zitten en heb aan je gedacht, terwijl ik speelde. En zo was het er ineens.

Ik hoop dat het goed genoeg is. 

Ik hou van je papa, 
Eline"

Natuurlijk is het goed genoeg. Wat jij doet is altijd goed genoeg, fluistert Datzelaar zachtjes, terwijl hij de CD in de speler legt. Een traan valt op de afstandsbediening maar hij merkt het niet. Uit de speakers schalt de mooiste muziek die hij ooit heeft gehoord.



-----------------------------
 Noot aan de lezer: Op 28 april kreeg ik 'Datzelaars Days'. Een muzikaal kadootje van Rob de Jong. Zijn improvisatie op Datzelaar. Zonder Rob was dit stukje dus nooit geschreven. Rob, bedankt!

vrijdag 3 juni 2011

Buiten

Het is er wat sleets, maar de sfeer is prettig. Harmonieus. Tussen de plantjes staat een beeldje van de Boeddha. Onopvallend aanwezig. Ze zet een kopje koffie voor hem neer en gaat zitten. Haar man zit naast haar. Ze stralen allebei. Opvallend, vindt Datzelaar, gezien de reden van zijn bezoek.

Twan kent ze goed. Het zijn Aziatische mensen. Twan werkte voor ze, in zijn studententijd. Hij heeft gevraagd of Datzelaar eens met ze mee wil denken. Gewoon voor een ander perspectief. 'Lieve mensen', zei Twan. Niet direct wat Twan normaal zou zeggen, maar bij binnenkomst begrijpt Datzelaar onmiddellijk wat hij bedoelt.

Het winkeltje is klein. Zij voert het woord. Goed Nederlands, maar haar uitspraak is soms moeilijk te volgen. Ze hebben de winkel 20 jaar. Gekocht van hun spaargeld. En een leninkje. Het begon goed. Mooi pand en ze hebben heel hard gewerkt. Een naam opgebouwd.

Maar nu gaat het minder. De buurt moet opgewaardeerd, vindt 'men'. Wie dat dan ook is. Als ze hun verhaal aan hem vertellen wordt Datzelaar er verdrietig van. Een verhaal over schimmige deals tussen het grote geld en de politiek. Ego's die gestreeld moeten worden. Prestigeprojecten. En heel veel belastinggeld.

De kleine ondernemers in de buurt worden gemangeld. Sommige hebben geprocedeerd. Maar deze mensen niet. Dat willen ze niet. Hoeven geen schadevergoeding. Willen niets waar ze niet zelf voor gewerkt hebben. Hun enige wens is een kans om hun winkel voort te zetten. En die kans krijgen ze niet. Datzelaar vindt het oneerlijk. Hij gaat ze helpen, besluit hij ter plekke. Gratis.

Ze bedankt hem. Buigt. En zegt dan onverwacht, met een stralend gezicht: 'Weet u mijnheer, gelukkig komt dit allemaal van buiten op ons af. Het is niet erg. Het zou pas erg zijn als het van binnen kwam'. Haar man lacht. Knikt.

Als Datzelaar weggaat maakt hij een buiging. Dankbaar. Want als er vandaag iemand onverwacht hulp kreeg is hij het zelf wel, weet Datzelaar.

donderdag 2 juni 2011

Kadootje -2-

'Maar pap, wat wil je nou hebben?'. Eline. De jaarlijkse verjaardagsvraag. En zoals elk jaar weet Datzelaar het niet. Hij heeft niets met verjaardagen. En heeft al helemaal geen wensen. Tenminste, wensen genoeg, maar die laten zich niet in kadootjesvorm persen. Datzelaar vindt het een rare gewoonte, kadootjes bij verjaardagen. En verjaardagen op zich. En kerstkaarten. Met een adressticker uit een spreadsheet.

Het voelt zo onecht. Eén keer per jaar betrokken zijn. Betrokken doen, eigenlijk. Zelf doet hij er ook meestal niet aan, behalve bij goede vrienden. Maar goed, bij Eline is het natuurlijk anders. 'Ik hoef niets', zegt Datzelaar, 'als je komt is dat al genoeg'. Maar ze blijft aandringen. Over een versleten broekriem. After shave. Een CD waarvan ze weet dat hij hem wil hebben. Maar hij wordt nergens enthousiast van.

'OK, OK', zegt Datzelaar tenslotte, 'áls je dan echt iets wilt geven, geef me dan iets van jezelf'. Eline is even stil. Ze snapt het niet direct. Ze heeft nou eenmaal meer met dingen dan met gedachten. Lijkt een beetje op haar moeder. Is niet erg. Hij legt het graag uit. Zegt: 'De enige verjaardagskadootjes die ik elke dag bij me heb zijn de knuffeltjes die jij me gaf toen je klein was. En je lachende oogjes. En de liedjes die je voor me zong, 's morgens als ik nog in bed lag. Dat waren stukjes van jouzelf'.

Eline is even stil. Dan lacht ze. 'OK, pap, ik begrijp je. Tot volgende week'.

woensdag 1 juni 2011

Zonnegloed

In het schriftje van mama staan ook dingen over vroeger. Over het strand. Waar ze met Datzelaar graag heen ging. Datzelaar heeft er al jaren niet meer aan gedacht. Maar nu dus wel. En ineens realiseert Datzelaar zich wat hij tegenwoordig mist. Niet het strand, of het spelen, of het daar met mama zijn. Wat hij mist is een gevoel. Het gevoel dat je krijgt als je met je blote voeten in het zachte warme zand staat. De wind in je haren. Zout op je huid. Terwijl je probeert tegen de zon in te kijken. De warmte. Het licht. De zonnegloed die je omsluit als een warm bad. Het licht waar je in wilt blijven kijken. Wat je niet kunt, omdat het je dan verblindt.

Passie, dat is het, denkt Datzelaar. Dat gevoel. Dat je met heel je hart en ziel voor iets of iemand gaat. Blind. Dat het niet uitmaakt hoe of wat of waar of wanneer. Omdat elke manier goed is. En passie heeft hij al heel lang niet meer gevoeld. Voor niets. Niemand. In het begin, met Tineke, natuurlijk wel. En toen Eline geboren was. Maar langzaam worden dingen gewoon. Gaat de passie weg. Trekken de vlammen zich terug en smeult het alleen nog, wachtend op nieuwe brandstof. Zuurstof. En als die er niet komen dan dooft het. Blijft er alleen nog as over. Doods en levenloos. Als het vuur gedoofd is, dan komen de wolven, zingen Acda en de Munnik.

En het scheelde niet veel, realiseert hij zich met een schok. Hij hoorde ze al hijgen. Huilen. Voelde hun loerende ogen. Al bleven ze nog even op afstand tot hij nóg zwakker zou zijn. Er waren momenten dat hij ze verwelkomd zou hebben. Als oude vrienden.

Maar die tijd is geweest, weet Datzelaar. Ergens onder de dikke laag as in zijn hart smeult iets. Eline, Daphne en het schriftje van mama hebben net genoeg as weggeblazen om de gloed een klein beetje bloot te leggen. Heel diep verborgen is er iets dat de vlammen weer kan laten oplaaien.

En plotseling bedenkt Datzelaar dat die gloed de zin is van het bestaan. Passie. Niet voor iets. Of iemand. Maar passie voor het leven. Weten dat alles goed is. Ook als het niet goed is. Laat de wolven nog maar even wachten. Op zoek naar brandstof.

maandag 30 mei 2011

Gevoel

'Maar wat voel je dan?', vraagt ze. Datzelaar zucht. Het is al warm in de kamer, en van dit soort vragen krijgt hij het nog veel warmer. Benauwd, eigenlijk. Flip had hem aangeraden eens met haar te praten. 'Zij is goed joh, echt, bracht mij weer helemaal tot mezelf'. Flip vond het ook goed voor hem, zeker nu Tineke weg is. Maar Datzelaar heeft niet zoveel met therapeuten. Hij kent er een paar en is niet zo erg onder de indruk. Ze vragen wat je vraag is en stellen die dan opnieuw. Alsof je het antwoord dan wél weet. Maar goed, Flip is altijd wel optimistisch en relaxed, dus toch maar gebeld. En nu zit hij hier.

'Nou?', dringt ze aan, 'omschrijf het dan eens?'. Datzelaar heeft geen idee waar hij moet beginnen. Hoe leg je in godsnaam een gevoel uit? Met woorden? Woorden die voor iedereen een andere betekenis hebben? Iedereen een ander gevoel geven? 'Rake taal is trefzekerder dan een bom', las hij laatst. Helemaal waar. Maar wat als je taal verkeerd wordt uitgelegd? Dat je per ongeluk een afzwaaier hebt? Misschien raak je wel iets zonder het te willen. Of te merken.

'Lastig hè, zo diep in jezelf gaan', zegt ze. 'Probeer het toch maar'. Datzelaar vindt het helemaal niet lastig om diep in zichzelf te gaan, denkt hij. Alleen zijn gevoel omschrijven bij deze totale vreemde ziet hij niet zitten. Dat is gereserveerd voor mensen met wie hij wat heeft. Die begrijpen dat een gevoel een gevoel is en woorden slechts woorden. En dat woorden misschien wel in de buurt kunnen komen van een gevoel, maar nooit helemaal. En dan nog.

'Weet je het al?', dringt ze aan. Ze heeft het niet door, maar ze tikt met haar vingers op de leuning van de fauteuil. Kijkt tersluiks naar haar klok. 'Ja', zegt Datzelaar, terwijl hij opstaat 'Ik weet het. Wat ik voel. Ik voel een enorme drang om thuis koffie te gaan zetten. Prettige dag verder'.

zondag 29 mei 2011

Spiegels

Toch vreemd, denkt Datzelaar, terwijl hij zich scheert. Soms ken je iemand niet en toch is er herkenning. Alsof je met elkaar verbonden bent, zonder dat je dat weet. Als je iemand hoort praten. Maar vaker nog als je in iemands ogen kijkt. Herkenning in de ogen van een vreemde.

Ogen zijn de spiegels van de ziel, volgens een Jiddisch spreekwoord. In iemands ogen zie je de waarheid, is de algemene uitleg. Maar misschien zijn ogen wel letterlijk spiegels, denkt Datzelaar. Zie je niet die ander, maar jezelf. Helemaal of een stukje. Spiegeling van je eigen ziel in de ogen van een ander. Hoe meer je van jezelf ziet, des te meer herkenning.

Dat zou dan ook bij jezelf moeten kunnen, denkt Datzelaar verheugd. Jezelf zien voor wat je bent. Eens even testen. Maar als hij voor zich kijkt ziet hij twee staalgrijze ogen. Vermoeid, dof en leeg. Bepaald niet wat hij hoopte.

zaterdag 28 mei 2011

Sterfhuis

Daar zit ze dan. Nog kleiner dan ze al was. En ouder, veel ouder. Datzelaar schat haar inmiddels achter in de 80. Tante Ansje. Die eigenlijk geen tante van hem is, maar die iedereen in de buurt zo noemde. Tante Ansje woonde naast papa en mama. Datzelaar heeft in geen jaren aan haar gedacht. Maar toen hij in het schriftje over haar las, wilde hij haar zien. Nog één keer. Hij weet niet waarom. Misschien uit nieuwsgierigheid. Nostalgie. Of omdat hij hoopte een stukje van zichzelf van vroeger terug te vinden.

Maar dat gaat niet gebeuren. Niet vandaag. Voor hem zit een onbekende. In het lichaam van Tante Ansje. Om de paar minuten fluistert ze: 'Dag dokter, wat fijn dat u er bent!'. Afgewisseld met 'Het doet zo'n pijn, haal ze van me af!' Het is een onregelmatig patroon. Bijna onhoorbaar.

Twee infusen, één links en één rechts van haar. Een dwarsbalk met wat slangetjes. Alsof ze in de steigers staat voor renovatie. 'Sterfhuisconstructie', denkt Datzelaar onwillekeurig. Maar renovatie zit er niet meer in voor Tante Ansje. De slangetjes eindigen in haar neus en oren. Naast haar stoel staat een machine die om de paar seconden piept. Een cylinder bovenop maakt zuigende geluiden. Ze kwijlt.

In de kamer naast Tante Ansje ligt een andere patiënt ook nog-niet-dood te zijn. En daarnaast weer één. Lange, kille gangen. Een mortuarium voor ongestorvenen. Het ruikt er naar lysol. Behalve bij de toiletten. Daar stinkt het naar pies en poep.

Ze mogen niet doodgaan, kennelijk. Moeten blijven leven. Tegen wil en dank. Desnoods met geweld. Operaties. Medicijnen. Apparatuur. Maar voor wie dan, denkt Datzelaar. Niet voor henzelf. Zij zijn hier klaar. En ook niet voor hun nabestaanden. Die komen hier liever niet.

Datzelaar snapt het niet. Een maatschappij die geen moeite heeft met abortus. Kinderen die er niet mogen komen. Om allerlei redenen. Soms onterecht, soms terecht. Althans, begrijpelijk. Een maatschappij die de een het recht om te leven ontzegt. En de ander het recht om te sterven.

Datzelaars keel is droog. Zijn handpalmen nat. Hij rilt. Wil iets aardigs zeggen. Misschien is het wel de laatste keer dat iemand echt tegen haar praat. Dan buigt hij zich voorover en fluistert in haar oor: 'Vaarwel Tante Ansje. Rust zacht'.

vrijdag 27 mei 2011

Misverstanden

Wat doen we toch altijd moeilijk, denkt Datzelaar. Hij is net terug van een meeting. Bij Twan op kantoor. Een slogan bedenken. Voor een communicatiebureau. De ironie.

Er hing een vervelende sfeer. Gezucht van Twans assistente. Twan die het geïrriteerd 'nog één keer' uitlegde. Flip, de eeuwige optimist, maar nu boos achterover. Armen over elkaar. Ze kwamen er niet uit. Ruzie. Het leek Datzelaar één groot misverstand. Wel horen, maar niet luisteren. Wel luisteren maar niet begrijpen. Reageren op wat je denkt dat de ander zegt. Gekrenkte ego's. Gestampte tenen. Datzelaar hield zich maar afzijdig. Het privilege van de freelancer.

Hij kreeg er koppijn van. Besloot om maar naar huis te gaan. Daar staart hij nu wat uit het raam. Mijmert wat voor zich uit. Ineens moet Datzelaar grinniken. Hij heeft hem. SMS-t Twan. 'Twan, dit is hem. Je slogan. Niets meer aan doen!'. Daaronder tiept hij: 'Communiceren? Gedoe creëren!'.

Twans antwoord is kort maar krachtig. 'Datzelaar, je bent een lul'. In één keer is de hoofdpijn weg. Datzelaar lacht. Vandaag wordt een mooie dag.

donderdag 26 mei 2011

Schriftje -2-

Elke avond leest Datzelaar in het schriftje. Het zet dingen wel in een ander perspectief, vindt hij. Misschien omdat hij nu ouder is. Net zo oud als mama, toen ze het schriftje vol schreef. Veel van de dingen die ze beschrijft weet hij niet meer. Andere dingen komen langzaam terug. En sommige dingen heeft hij niet zo bewust meegemaakt. Dat papa en mama vaak ruzie hadden, bijvoorbeeld. Dat wisten ze goed te verbergen. Of hij was met andere dingen bezig. Zichzelf. Ook toen al.

Waarom ze het schriftje heeft gekocht weet hij niet. Dat staat er niet in. Het was niet omdat ze ziek werd. Al ver voor die tijd begint het. Maar ook in die drie nare dagen heeft ze er toch nog in geschreven. Het eerste deel van het schriftje is een soort dagboek. Over haar oorlog. Met de wereld. Met zichzelf. De oorlog die Datzelaar ook met zichzelf voert. Iedereen misschien wel, denkt Datzelaar.

Maar op de laatste bladzijden sluit ze vrede. Datzelaar bladert er naartoe.

'Lieve Eus',

leest hij, voor de zoveelste keer,

'je bent nu nog jong, maar je zult merken, dat gaat te snel voorbij. Toch zul je dat pas achteraf beseffen. Misschien ben ik in jaren ook nog jong, Eus, met mijn veertig jaren. Maar ik voel me zo oud. Het is op en het zal niet lang meer duren of ik zal er niet meer zijn.

Te lang heb ik spijt gehad van alles wat ik nagelaten heb te doen toen ik jong was. Spijt over dromen die ik heb nagejaagd en doelen die ik niet bereikt heb. Ook jij zult dit meemaken, want je lijkt veel op mij. Je zegt niet veel, maar ik zie het soms aan hoe je kijkt. Aan die frons, die je soms hebt, en die ik ook heb, en mijn moeder, haar vader en zijn vader.

Maar het is niet nodig om spijt te hebben, lieve Eus. Niet van wat je doet en niet van wat je laat. Het loopt zoals het loopt, en dat is goed. Ook als ik weg ben zal ik er nog zijn. In jou, mijn jongen. En in je vader en alle anderen die mij liefhebben. Ik hoop, neen, ik weet dat je aan me zult denken, later.

Ik hou van je Eus. Met al mijn hart en ziel. En al mijn liefde zit ook in jou, Eus. Vergeet dat nimmer. Mama.'

Met betraande ogen legt Datzelaar het schriftje weg. Mama heeft gelijk, denkt hij. Zoals ze altijd gelijk had. Het is goed zo. En toch heeft hij van één ding spijt. Dat hij zesentwintig jaar gewacht heeft met het openen van de doos met haar spullen.

woensdag 25 mei 2011

Grijs

Datzelaar kijkt om zich heen. Diep van binnen vervloekt hij Twan. 'Leuk, echt iets voor jou', had Twan gezegd. 'Even een traininkje geven. Beetje marketing. Beetje Kotler, beetje Porter, beetje Treacy en Wiersema. Eitje. Snel verdiend'. Het leek hem wel wat. Hij is er wel goed in.

Maar nu hij er staat valt het tegen. Vies tegen zelfs. Vermoeide hoofden. Alles is hier grijs. Het lokaaltje. De koffie. De deelnemers. De meesten weten zich geen raad meer. In deze neergaande markt. Ooit begonnen als zelfstandige. Lekker makkelijk en geen gezeur. Werk was er zat. Goedbetaald ook. Ze zijn cracks in hun vak. De top. En wie heeft er nou een baas nodig als je het zelf kunt regelen. Maar ze komen er inmiddels achter dat dat toch wel tegenvalt. Dat werk regelen óók werk is. Dat moet je liggen. Moet je leuk vinden. Moet je kunnen.

Ze kijken al de hele ochtend hoopvol naar hem op. Alsof hij iets anders gaat vertellen dan de realiteit. Ze willen horen dat er wél werk is. Dat het wél voor het oprapen ligt. Dat hun klanten wél op hen wachten. Met open armen.

Gelukkig staat hij er niet alleen. Flip is ook mee. De eeuwige optimist. Vond het wel lachen. Even iets anders dan relatiebeheer. Als de pauze om is fluistert Flip hem toe: 'Erg hè, Datzelaar. Maar weet je, zolang zij nog bestaan hebben wij wel een toekomst'.  Hij klapt in zijn handen. 'Kom, heren, we gaan verder'.

dinsdag 24 mei 2011

One love

Tja, denkt Datzelaar. Alleen is ook maar alleen. Maar hoe het dan verder moet weet hij ook niet direct. Dat Tineke weg is vindt hij wel fijn, ergens, maar het is wel stil in huis. Hij zou niet meer verder met haar kunnen. Niet willen ook. Maar alleen blijven is ook niet erg aantrekkelijk. Hij was ook boos. Omdat ze een ander had. Erbij. Naast hem. En toch, ergens houdt hij nog steeds van haar. Een heel klein beetje. Ze is toch de moeder van Eline. Die is van hun samen. Dat bindt.

Raar eigenlijk, denkt Datzelaar. Vroeger geloofde hij in liefde voor altijd. Eén liefde. De ware. En dacht dat hij die in Tineke gevonden had. Naïef. En nu weet hij niet meer wat hij gelooft. Tineke is weg, maar hij houdt dus wel van haar. En ook van Daphne. Misschien. Waarschijnlijk. Het zou hem niet verbazen. En vast ook wel van Eva. Al heeft hij nog steeds niet teruggemaild.

Misschien is het wel onzin, besluit Datzelaar. Eén liefde, voor altijd. Kun je best van meer vrouwen tegelijk houden. Is het allemaal maar bedacht uit praktische overwegingen. Is het helemaal niet zo logisch.

Datzelaar zucht. Schenkt nog een glas wijn in. Hoe het ook zij, het lost niets op. Hij heeft geen vrouw en geen vriendin en voelt zich verdomd eenzaam. Vandaag. En morgen waarschijnlijk ook.

maandag 23 mei 2011

Pitch

Het zal nooit zijn favoriete bezigheid worden, bedenkt Datzelaar. Pitchen. Vroeger heette dat een verkooppraatje houden, maar nu dus pitchen. Engels. Irritant, maar kort. En krachtig. Net als een pitch zou moeten zijn.

Datzelaar is er niet zo goed in. Of eigenlijk valt dat wel mee, maar hij vindt er niets aan. Het hele verkoopgedoe vindt hij vervelend. Hij is meer een mensenmens. Voert liever een gesprek over wie hij is dan over wat hij kan.

Op netwerkborrels heeft hij inmiddels een trucje daarvoor. Dat eigenlijk altijd wel werkt. Hij spreekt mensen aan die zich er duidelijk nog minder thuis voelen dan hijzelf. Succes gegarandeerd. Het onderwerp is er ook al. En daar komen vaak goeie contacten uit voort. En werk. Omdat je toch op één lijn wilt zitten met je klanten, denkt Datzelaar. 'Eerst de vent, dan de tent'. Een cliché, maar niet voor niets.

Maar die-hard verkopen, nee. Push-selling. Hij kan het niet. Niet geloofwaardig in ieder geval. Datzelaar denkt aan Alec Baldwin. In 'Glengarry Glenn Ross'. Met zijn Brass Balls. Datzelaar heeft ze niet. Verkoopgewijs. Zacht plastic, misschien. Flexibel en duurzaam, vindt Datzelaar tevreden.

zondag 22 mei 2011

Inspiratie

Datzelaar kijkt naar de prullenmand. Vol proppen, inmiddels. Het nieuwe blauwe schriftje ziet er al niet meer uit. De helft van de bladzijden heeft hij eruit gescheurd. Ontevreden over het resultaat. Soms al na drie letters. Idioot eigenlijk. Kunstenaars hebben dat ook. Soms. Bang voor de leegte van het doek. De eerste streep. Dat die niet klopt. En dus alles niet.

Maar ja, denkt Datzelaar, die zíjn tenminste al kunstenaar. Hij heeft nog niets zinnigs opgeschreven. Het telefoontje van Daphne was fijn. Even praten met iemand. Net nu. Hij vertelde over het schriftje van mama. Ze vroeg of hij ook schreef. Datzelaar zei nee, maar het leek hem wel een goed plan. Als mama zo mooi kon schrijven kan hij dat toch ook? Kwestie van DNA, lijkt Datzelaar.

Maar hoe dan ook, het wil niet zo lukken. Hij wil teveel in één keer, lijkt het wel. Of hij weet wat hij wil, maar krijgt het niet op papier. Of andere gedachten verdringen zijn eerste ingeving. Uiteindelijk besluit hij om er maar mee te stoppen. Schrijven is niet voor hem weggelegd. Vandaag niet.

Datzelaar zet koffie en kijkt uit het raam. Zijn vingers spelen met de pen, maar hij merkt het niet. Ziet niets. Zijn hoofd is ergens anders. Bij mama. Bij Daphne. Als Datzelaar een slok wil nemen merkt hij dat zijn koffie koud is. Hij staat op om nog vers in te schenken. Dan valt zijn oog op het papier. Hij leest wat hij opgeschreven heeft. Onbewust.

'onbekende
ik hoor  
of 
zie

niets  
en 
niemand

wie
waar
wanneer

toch -
je bent
vertrouwd

altijd ergens 
dichtbij
hier en nu 

in mij '

Dat is in ieder geval iets, denkt Datzelaar. Hij neemt een slok koffie. Koud.

zaterdag 21 mei 2011

Telefoon

Al urenlang slaat Datzelaar de bladzijden om. Sommige stukken heeft hij inmiddels wel tien keer gelezen. Zo mooi vindt hij ze. Of ontroerend. Eerst met het gevoel dat hij iets stiekems deed. Dat hij het dagboek van iemand anders las. Zonder te vragen. Maar het staat er echt: 'Voor mijn lieve Eus'. Hij dus. Eugène Datzelaar. Dus mag het.

Mama was de enige die hem Eus mocht noemen. Haar Eusje. Hij vond het fijn toen ze er nog was. Hield zielsveel van haar. Datzelaar kan zich eigenlijk niet herinneren dat ze ooit ruzie hadden. De paar keer dat ze boos op hem was had ze groot gelijk, vindt hij. Vond hij toen ook al, eigenlijk.

Datzelaar vond Eus altijd een rotnaam. Niet dat Eugène nou zoveel beter was, maar toch. Dat had nog iets sjieks. Maar als mama hem Eus noemde klonk het anders. Kwam er muziek in die drie letters. Belletjes. Warmte. Een zonnetje, alleen voor hem. Speciáál voor hem. Toen ze dood was liet hij hem vallen. Zijn hele voornaam. Datzelaar was meer dan genoeg.

Hij bladert verder. Het is alsof mama de regels zelf voorleest. Alsof hij met haar praat. Op schoot. Veilig. Eerst hoort hij dan ook niet dat zijn telefoon gaat. Gelukkig kan hij hem nog net oppakken voor hij naar de voicemail schiet. Op het schermpje ziet hij een nummer dat hij niet kent.

'Hallo?', zegt Datzelaar. 'Met Daphne', zegt een een stem die hij niet kent. Een vrouwenstem. Warm. Lief ook, vindt Datzelaar. Een beetje zoals mama, denkt hij. Al zal hij dat zelf wel bedenken. Gek eigenlijk, denkt Datzelaar. Hij heeft haar veel gesproken, maar nog nooit gehoord. En net nú belt ze. De lieverd. Alsof ze het aanvoelt.

Hij schraapt zijn keel. Die is droog. 'Met Datzelaar', zegt hij. Hij aarzelt even. Dan vult hij zachtjes aan: 'Of zeg jij eigenlijk maar Eus'.

vrijdag 20 mei 2011

Schriftje

Met trillende handen opent Datzelaar de doos. Hij staat al jaren op zolder, maar hij kon het nooit. Te dichtbij. Ook na al die jaren. De spullen van mama. Ze ging dood toen hij veertien was. Ineens. Drie dagen ziek en poef. Weg. Hij is nu net zo oud als zij destijds. Het is tijd, voelt Datzelaar.

Als de doos op tafel staat bekijkt hij hem eerst. Het is toch een soort kadootje. Het plakband dat de doos dicht moest houden is vergaan. Celluloid, denkt Datzelaar, al heeft hij dat maar één of twee keer echt gezien. Als je het aanraakt verkruimelt het. De lijm heeft gele sporen achtergelaten op de doos van dik karton.

Voorzichtig opent Datzelaar de klep. Bovenop ligt een foto. Van een kleine Datzelaar. Bij mama op schoot. Papa ernaast. Niet pa. Nee, zijn echte vader. Ze lachen. Een gelukkig gezin. Toen nog wel. Onder de foto liggen wat oude rekeningen. Het huurcontract van hun kleine huisje. Een brief van de notaris. De doktersrekening. Wel betaald, maar waarom eigenlijk. 'No cure, no pay' was beter geweest, denkt Datzelaar. Beroepsdeformatie.

En dan ziet hij het schriftje. Ongeveer een centimeter dik. Rood, met donkere vlekken. Een gelig etiket. Mama's handschrift. Als hij leest wat er staat verstijft Datzelaar. Hij huilt, maar merkt het niet. Alles komt terug. Alles wat hij zo zorgvuldig weggestopt had. Alle verdriet. En pijn. En vreugde. De vakantiedagen aan de kust. Het kleine huisje met de kippen. De gedachten vechten om zijn aandacht, maar steeds als er één gaat winnen komt er een nieuwe binnen.

Alles door dat ene woordje. Die drie letters. Die hij nooit meer zou gebruiken. Hij heeft ze zesentwintig jaar niet meer gezien. Of gehoord. Als hij een beetje bijgekomen is leest hij het etiket opnieuw. En opnieuw. En nog eens.

Het staat er echt. In mama's handschrift. 'Voor mijn lieve Eus'. Eus. Zijn voornaam.

donderdag 19 mei 2011

Sport

Dat mailtje van Eva, daar moet hij ook wat mee, vindt Datzelaar. Eerst eens wat aan zijn conditie doen. En zijn fysiek, als hij een beetje knap voor de dag wil komen. Sinds Tineke vertrokken is is hij flink aangekomen. Al die kant-en-klaar maaltijden. Met een zweem van gezondheid, maar vol suiker en conserveermiddelen. En zijn bezoekjes aan de chinees helpen vast ook niet. Een kilo of tien eraf zou niet gek zijn. Of twintig, concludeert hij, als hij op de weegschaal stapt.

Beter eten dus. Minder snoepen. Zelf koken. Al is dat niet gezellig alleen. En meer sporten, besluit Datzelaar, terwijl hij koffie inschenkt. Hij vraagt zich af wat hij leuk vindt. Fitness heeft hij een tijdje gedaan, maar vindt hij niets. Met de auto naar de sportschool. En daar dan wandelen. Op een loopband. Terwijl je op TV ziet hoe mooi het buiten is. Maar eigenlijk vindt hij het vooral veel te confronterend. Al die strakke lichamen om zich heen. Hij voelt zich dan altijd een pratend puddinkje.

Liever iets competitiefs. Geen teamsport, teveel gedoe. Trainingen enzo. Uitwedstrijden. Maar tennis of squash vindt hij wel leuk. Lekker rammen. Als hij Flip en Twan ziet moet hij eens vragen of die dat ook leuk vinden. Maar goed, dat kan nog wel even duren, dus nu alvast beginnen is niet gek. Op de fiets naar zijn werk is een mooi begin, besluit Datzelaar. Twintig minuten heen, twintig minuten terug. Toch dik een half uur beweging. Opgewekt besluit hij dat zijn nieuwe leven vandaag begint.

Op weg naar de berging voelt Datzelaar de eerste druppels al. Net nu. Terwijl hij in pak moet. Afspraak. Zijn fiets staat er maar zielig bij, met zijn lege bandjes. Lang niet gebruikt, natuurlijk. Eigenlijk is het ook al te laat, ziet Datzelaar. Dat wordt vanavond weer overwerken. Vandaag de auto dan nog maar. Zo kan hij op de terugweg nog net langs de chinees. Op de fiets redt hij dat nooit. Althans, niet op tijd. Met zijn conditie.

Nou ja, gezond leven kan morgen ook nog, denkt Datzelaar, terwijl hij de auto start.

woensdag 18 mei 2011

Big mind

Datzelaar snapt het niet. Hoe het komt dat hij zich beter gaat voelen als hij accepteert dat het slecht gaat. Omgekeerd werkt het niet zo. Als hij accepteert dat het goed gaat voelt hij zich niet slechter. Pas als hij blij wordt omdat het goed gaat, gaat het slechter. Toch bang om dat blije gevoel weer te verliezen. Wonderlijk, vindt Datzelaar.

Ergens is er altijd wel rust. Op de achtergrond. Maar soms niet. Dan wordt Datzelaars wereldje kleiner, zijn perceptie. Bekijkt hij de wereld vanuit kikkerperspectief. En soms lukt het om er bovenuit te stijgen. Als een vogel. In Zen gaat het over Big Mind en Small Mind. Big Mind, de natuurlijke staat van je geest. Altijd rustig, altijd kalm. En Small Mind, geconditioneerd. Door ervaring en opvoeding. De ene keer blij, de andere keer verdrietig.

Small Mind is nogal een schreeuwerd, denkt Datzelaar. Terugschreeuwen helpt niet, dan wordt het alleen maar ruzie. Als je Small Mind laat gaan wordt hij vanzelf wel weer stil. Eigenlijk wel ironisch, vindt Datzelaar. Hoe groter de gedachte, des te Smaller de Mind.

dinsdag 17 mei 2011

Energie

'Je mag ook altijd bellen, hoor', typt Datzelaar op zijn chatscherm. Daphne vindt dat OK. En omgekeerd. Raar eigenlijk, denkt Datzelaar. Hij heeft haar nooit zijn telefoonnummer gegeven. Maar ook dat het online nog geen minuut kost om het te vinden. Zij weet dat ook. En waarschijnlijk belt ze toch niet. Niet meer nodig, tegenwoordig.

Het gemak van internet verbaast hem elke keer weer. Het maakt hem ook lui. Omdat alles er online is, doet hij geen moeite om dingen thuis te bewaren. In mapjes. En boekjes. Alles staat online. Maar steeds vaker vraagt Datzelaar zich af wat de prijs van dat gemak is.

Een Google data centre, een digitaal pakhuis met bits en bytes, gebruikt net zoveel energie als een stad als Amstelveen, heeft hij weleens gelezen. En energie wordt steeds duurder, weet hij. Olie en kolen raken ooit op. Wetenschappers worden het er meer en meer over eens: dat kan weleens sneller zijn dan we denken. Een eind aan ons comfort. Doordat energie te duur wordt. Of door andere ongemakken. Klimaatverschuivingen. Mislukte oogsten. Datzelaar weet niet wie er gelijk heeft, maar alles verandert, en sneller dan we denken, voelt hij.

Google voelt dat ook. Die gaan over op wind. Maar wat als Datzelaar niet kan overschakelen? Fijn dat Google blijft draaien, maar zonder gebruikers helpt dat niets. Datzelaar weet het ook niet. Alleen erover nadenken kost hem al energie.

Datzelaar schenkt een kop koffie in en pakt een pen. En een opschrijfboekje. En zijn laptop. Eens opzoeken of Daphne eigenlijk een telefoonnummer heeft. Je weet maar nooit, tenslotte. Of zou zijn telefoon dan ook niet meer werken?

maandag 16 mei 2011

Management

Interessant artikel. Vindt Datzelaar. Hij vraag zichzelf vaak af hoe dit goed kan blijven gaan? De ene helft van Nederland die de andere helft adviseert. En daar dikke rekeningen voor uitschrijft. Hij leeft er zelf ook van. Maar bij de gratie waarvan? Besluiteloosheid? Zou niet best zijn. Onkunde? Nog erger. Eigenlijk is capaciteitsgebrek de enige goede reden, vindt Dazelaar. Handjes tekort en dus inhuren. En waar komt dat geld eigenlijk vandaan? Rondpompen van centjes, daar komt het op neer.

Net als de schrijver gelooft Datzelaar er niet zo erg meer in. De 'Kenniseconomie'. 'Studeren, goed voor je toekomst'. Zelf heeft hij altijd ook wat gedáán. Niet alleen verteld hoe het moest, maar ook meegewerkt. Toen Datzelaar vijftien jaar was zeiden zijn ouders dat hij vanaf nu maar moest gaan werken voor geld. Krantenwijken, fabriekswerk. Studie zelf betaald. Dat motiveert. Zelf iets afmaken, dat geeft ook voldoening. Iets maken, dat levert meerwaarde op. En dus geld. Een boer. Of een timmerman.

Hij vraagt zich af of hij uniek is. Veel collega's klagen over 'de markt'. 'Het gaat niet meer zo goed'. 'Er zijn geen adviesklussen meer'. Natuurlijk merkt Datzelaar ook dat het moeilijker is. Maar onmogelijk? Dat vast niet.

Proactief handelen, zelf verantwoordelijkheid nemen en dingen oplossen voor zijn klanten, dat is wat Datzelaar het liefste doet. En als het niet goed uitpakt wordt hij er graag op afgerekend. Had hij het maar beter moeten doen.

Maar goed, de praktijk is soms ook anders, denkt Datzelaar. Hij neemt een kop koffie en gaat aan het werk. Een beleidsnota, vandaag. Opschrijven hoe anderen het moeten doen.

zondag 15 mei 2011

Kadootje

Datzelaar zit nog steeds niet lekker in z'n vel. Al een paar dagen voelt hij zich rot. Opgejaagd. Alsof hij iets moet doen. Hij voelt zich ellendig en weet niet waarom. Vreemd. Als hij zijn leven overziet is hij best tevreden. Als Datzelaar een cijfer moest geven werd het een 7. Misschien wel een 8. En toch wilde hij dat het anders was. Dat hij iemand anders was. Hij wil gewoon gelukkig zijn. Wat dat dan ook is. Hij stelt zich voor dat je dan in ieder geval níet ongelukkig bent.

Hoe meer Datzelaar erover nadenkt, des te meer koppijn krijgt hij. Een wandelingetje dan maar. Het is lekker weer. Dat is mooi. Al kan hij er niet van genieten. Hij blijft verdrietig. De treurige gedachten vechten om z'n aandacht. Misschien is dit het dan, voor vandaag, besluit Datzelaar uiteindelijk. Het is gewoon zijn dag niet. Een rotdag. Een dag om te doorstaan en morgen ziet hij wel verder. Het is wat het is en hij doet het er zo maar even mee.

Thuis pakt hij een boekje. Met daarin 'Time waits for no man' van Alice Morse Earle. Niet briljant, wel grappig. En misschien wel waar. Verbaasd merkt Datzelaar dat hij inmiddels weer vrolijk is.

zaterdag 14 mei 2011

Snel

Daar gaan we weer, denkt Datzelaar. Hij had zich er op verheugd. Ze hadden afgesproken. Morgen. Maanden geleden al, maar ze kan niet. Zegt ze. Te druk. Of ze doet druk. Hij weet het niet. Hij kan haar niet goed peilen. Het is al eerder gebeurd, en toch is elke keer weer een verrassing. 'Maar dan spreken we snel iets anders af, OK?', zegt ze. Datzelaar weet dat het geen zin heeft om een datum voor te stellen. Dat ontwijkt ze toch.

Hij wordt er chagrijnig van. Valse hoop verpakt in lege zinnetjes. 'We bellen'. 'Ik zie je snel'. 'We houden contact'. Die later net zo betekenisloos zijn als hun afspraak van morgen. Waarom doen we dat eigenlijk, denkt Datzelaar. Troost? Beleefdheid? Etiquette? Schiet hem maar lek. Het komt alleen maar harder aan. Je afspraak niet nakomen. En dat goedmaken met een valse belofte. Maar misschien is het voor haar wel echt, denkt Datzelaar. Heeft ze het niet eens door. Voelt ze het echt zo.

'OK', zegt Datzelaar. Hij probeert opgewekt te klinken, maar hoort dat hij zucht. 'Ik hoor het wel. Tot snel'.

vrijdag 13 mei 2011

Spijt

'Is het erg om soms ergens spijt van te hebben?', vroeg ze. Datzelaar weet het niet. Als je de dingen weloverwogen doet, kun je eigenlijk geen spijt hebben, vindt hij. Het resultaat kan natuurlijk tegenvallen. Maar heb je dan spijt? Hij denkt van niet. Beslissingen die je neemt neem je naar beste weten. Binnen een context. Die je misschien niet helemaal kent. Soms moet je snel beslissen. En zie je iets over het hoofd. Maar dat is dan het gevolg van de context.

Hij denkt terug aan zijn huwelijk. Tineke. Die nu weg is. Met een ander. Heeft hij spijt dat ze getrouwd zijn? Niet echt. Hij heeft wel een fantastische dochter. Spijt dat ze uit elkaar zijn? Ook niet echt. Het is wel goed zo. Maar nu hij zo nadenkt heeft hij weleens dingen gezegd die Tineke hebben gekwetst. En omgekeerd. Dat vindt hij jammer. Maar dat heeft hij nooit tegen haar gezegd.

Misschien is dat het wel, denkt Datzelaar. Spijt hebben is niet erg, misschien wel goed, zelfs. Als je het maar zegt. Anders zit het maar in de weg.

woensdag 11 mei 2011

Willen

Vandaag is het weer zo'n dag. Mooi weer, lekker rustig. Vogeltjes fluiten. Datzelaar zou blij moeten zijn. Maar is het niet. Hij voelde het al aankomen. Soms heeft hij dat. Dat zijn hoofd maar door blijft gaan. Iets anders wil. Meer. Minder. Beter. Of juist dat alles hetzelfde blijft. Terwijl je weet dat dat niet kan. Eigenlijk wil Datzelaar vandaag gewoon genieten, maar het lukt hem niet.

Spiritualisten zeggen dat dat de tragiek is van de mens. Niet kunnen omgaan met de veranderlijkheid der dingen. En altijd iets willen. Om zichzelf te bevestigen. Dat je pas echt gelukkig wordt als je ophoudt met willen. Gewoon bent met wat er is. Niet eens blij ermee, want dan wil je weer dat het zo blijft. En wil je dus toch weer iets.

Maar ja, hoe doe je dat, denkt Datzelaar.  Er gewoon zijn. Hij zou willen dat hij het wist.

dinsdag 10 mei 2011

Vlieg

Het gezoem wordt nu echt irritant. Achter de lamellen zit een vlieg. Een hele dikke. Vannacht heeft hij Datzelaar wakker gehouden. Nu zoemt hij nog. Weg moet hij. Het huis uit.

Maar hoe? Datzelaar heeft moeite met beestjes doodmaken. Zelfs ongedierte. Want wie is eigenlijk de indringer? De insectjes of hij zelf? Raar eigenlijk. Hij is geen vegetariër. Niet tegen jagen. Als het maar voor consumptie is. Dat dient een doel. Maar zomaar een beestje doodmaken dat kan Datzelaar niet. De beestjes hebben er tenslotte ook niet om gevraagd dat zijn huis daar toevallig staat.

Meestal vangt hij ze en zet ze dan buiten. Soms met een afscheidsgroet. Spinnen bijvoorbeeld. Die waardeert hij wel. Knappen het vuile werk op. Muggen vangen. En vliegen. Maar ja, waar zijn ze als je ze nodig hebt, denkt Datzelaar.

Datzelaar besluit om de vlieg ook maar naar buiten te brengen. De vlieg onder een limonadeglas. Tegen het venster. Klaar is Kees. Ansichtkaartje eronder en hij hij kan vervoerd worden. Zou je zeggen. Het blijkt niet zo makkelijk. Vliegen zijn snel, onvoorspelbaar en zien alles.

Eindelijk zit de vlieg stil. Voor zijn neus. Datzelaar knalt het limonadeglas tegen het venster. Een dof plofje. Geen scherpe tik. Geen vlieg onder het glas. Verbaasd kijkt Datzelaar waar de vlieg dan is. Hij heeft hem wel te pakken. Maar niet zoals hij wilde. De vlieg zit onder de rand. Koppie buiten, achterlijf binnen. Stuk. De pootjes bewegen nog een beetje.

Datzelaar begraaft hem in de tuin. 'Dag vlieg, rust in vrede', mompelt hij verdrietig. 'Maar ik bedoelde het goed hoor', voegt hij er berouwvol aan toe.

maandag 9 mei 2011

Chat

Internet. Een mooi fenomeen, vindt Datzelaar, terwijl hij zijn computer opstart. Hij maakt er veel gebruik van. Voor films. Muziek. Informatie. Geen krant meer, dat is ook prettig. Die grote pagina's. Al zijn die tegenwoordig op tabloidformaat. Iets handzamer, maar nog steeds onhandig.

Het fijnst vindt Datzelaar sociale netwerken. De een voor informatie. Een ander als adresboek. Dat zichzelf bijhoudt! Al vraagt hij zich wel af hoe dat nou gaat als mensen doodgaan. Sluiten de nabestaanden dan hun facebook? En wat nou als die niet weten dat de dode er een had? Voor zover hij weet heeft het hiernamaals nog geen internet. Maar goed, techniek staat voor niets, dus wie weet.

Het levert soms rare situaties op. Vooral bij chats. Als Datzelaar iemand groet. Omdat hij dat leuk vindt. Of iets grappigs wil delen. Soms komt er dan geen reactie. Of de aangesprokene verdwijnt ineens. In het begin dacht hij dan dat hij iets verkeerds gezegd had. Maar het kan aan van alles liggen. Synchronisatie. Slechte verbinding. Even in een ander scherm bezig. Komt even niet uit. Of toch toch iets verkeerds gezegd, je weet het niet.

Een chat beginnen voelt ook raar, vindt Datzelaar. Een schreeuw om aandacht. Of het nou uitkomt of niet. Bij een telefoon heeft de ander nog de keuze: opnemen of niet. Maar bij een chat ben je er gewoon. 'Plop'. Zo op het scherm. Hij maakt zich er niet meer druk over als iemand niet reageert. Al went het nooit.

Hij ziet dat Daphne online is. 'Hoi Dafdepaf', tikt hij. Iets te baldadig misschien. 'Alles goed?'. En weg is ze. Datzelaar zucht. Dat dus.