zondag 7 augustus 2011

Ramadan

Het is warm. Geen zin om te koken en dus tijd voor barbecue. Datzelaar weet nog steeds niet hoe je dat eigenlijk schrijft, maar is te lui om het op te zoeken. Is verder ook niet belangrijk. Hij besluit langs de islamitische slager te gaan. Voor lekker vlees. De keurslager kan er niet aan tippen.

Eigenlijk is 'slagerij' een te klein woord. Een kleine supermarkt is het. Met een hoekje voor de slagerij. Zo'n supermarktje zoals vroeger. Met schapjes. Met yoghurt en melk. Groenten en conserven. Waar alles afgeprijsd wordt met een prijstang. Klikklikklik. Oranje labeltjes. Niet die anonieme barcodes en bliepjes. Een klein kassaatje. Hij komt er graag. Nostalgie. Het doet hem denken aan de oude supermarkt van toen hij klein was. En supermarktjes die je soms in kleine kustplaatsjes nog tegenkomt. Omdat die het wel overleven zonder 'hulp' van de grote ketens. Maar met hulp van de Duitse toeristen. Wie had dat gedacht, in de oorlog, denkt Datzelaar onwillekeurig.
Het enige verschil met die supermarktjes is het assortiment. Veel- en vreemdtalige artikelen vullen nu de schappen. Exotische heerlijkheden, zoet, hartig en allemaal halal, volgens de verpakking. Als Datzelaar de winkel binnenloopt groet de eigenaar hem. Datzelaar vraagt hoe het met de man gaat. Eigenlijk meer uit beleefdheid dan uit belangstelling, realiseert hij zich. Het maakt de man niet uit. 'Goed, dankuwel, en met u?', zegt hij. Hij heeft een vriendelijke lach, zachte ogen en een baard. 'Ook goed, kan niet anders hè, met dit weer', antwoordt Datzelaar een beetje obligaat.
Dan kijkt de man hem ineens indringend aan. Zijn blik verscherpt. Alsof hij iets ingefluisterd krijgt, denkt Datzelaar. 'Het zit niet in het weer mijnheer. Het zit in onszelf. Geluk. We willen altijd maar van alles, maar het is er al. En als het tegenzit; ach, wat niet goed is voor ons is altijd wel goed voor een ander. Daar moesten we ook eens om denken.' Datzelaar is verbaasd. Het is zijn eigen visie, maar vergeet dat weleens.

Dat zegt hij dan ook. De man beaamt het. Ineens ontstaat een gesprek over dromen. Vluchten in drugs. Drank. En het willen van van alles en nog wat. Een hele filosofie over het leven tuigen zij op, staand tussen de groenten. Tot de man ineens zegt: 'Maar neemt u me niet kwalijk, mijnheer'. Zijn ogen staan weer zacht. Datzelaar neemt hem niets kwalijk. Hij is hem juist dankbaar. En omgekeerd, verzekert de man hem.

Als de man wegloopt kijkt Datzelaar hem na. Hij realiseert zich ineens dat het Ramadan is. Tijd van bezinning. Contemplatie. Mooi wel, denkt Datzelaar. Was het elke dag maar Ramadan. Voor iedereen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor je reactie!