zaterdag 30 april 2011

Liftster

'Ik snap sowieso niet dat iemand kan zeggen dat grond van hem is', zei het liftende meisje. 'De aarde is toch van iedereen?'. Datzelaar moest er een beetje om grinniken. Het was een lief meisje. Jaar of twintig. Ze rook naar een mengeling van goedkoop parfum en zweet. Een hele dag op de vluchtstrook laat z'n sporen achter.

Beetje rebels, wist goed wat ze vond en waarom. Ze nodigde hem nog uit voor een krakersfeest. Hij, in z'n BMW. Grappig hoe werelden bij elkaar komen. Maar toch. Naïef, vond Datzelaar haar. Toen. Vijf jaar terug.

Maar inmiddels weet Datzelaar het niet meer zo zeker. Als hij naar het buitenland wil vraagt hij zich af waarom hij een paspoort moet laten zien. Waar komt die grens vandaan? Wie bedenkt die regeltjes? En waarom zijn de bergen in Frankrijk niet ook een stukje van hem? En waarom mag je niet kiezen waar je op de wereld wilt wonen? Zo hebben we het nou eenmaal afgesproken. Dat is het systeem. Maar is dat wel zo? Wie zijn die we dan? Hij komt er niet uit.

Datzelaar was er in ieder geval niet bij toen de afspraken gemaakt werden. Of hij was nog niet wakker, dat kan natuurlijk ook heel goed.

Dat het past in het systeem van afspraken vindt hij nog steeds. Maar misschien klopt dat systeem niet. Moeten de afspraken eens grondig herzien worden. Soms gebeurt dat vanzelf. Bij een tsunami bijvoorbeeld. Of een aardbeving. Wie is er nou de baas, denkt Datzelaar dan.

Als Datzelaar de radio aanzet hoort hij The Scene. Inderdaad, denkt Datzelaar. Hij hoopt dat ze er nog zo over denkt, maar is bang van niet. Misschien is ze inmiddels wel even naïef als hijzelf vijf jaar terug.

vrijdag 29 april 2011

Nieuwe mensen -2-

Raar eigenlijk, denkt Datzelaar. Vroeger was hij helemaal niet zo op mensen. Eigenlijk nog steeds niet. Tenminste, niet op mensenmassa's. Daar wordt hij een beetje onrustig van. De mens is een kuddedier tenslotte. Voor je het weet is er stampede. De massahysterie in een stadion. De sfeer op een kermis die omslaat naar kil. Netwerkborrels waar niemand lol heeft, waar hij niemand kent. En niemand hem.

Maar mensen als individuen vindt hij leuk. Contact. Als het maar wat diepgang heeft. Persoonlijk wordt. Maar één op één kan hij ook een prima middag hebben met oppervlakkig geneuzel. Inmiddels heeft Datzelaar dan ook een groot netwerk van kennissen, vrienden en contacten.

Sinds internet is daar een nieuwe categorie bijgekomen, vindt Datzelaar. Al heeft die nog geen naam. Internetvrienden? Misschien wel het beste. Hij heeft er veel. Van sommige is hij een beetje gaan houden. Terwijl hij ze niet eens zou herkennen op straat. Andere heeft hij ontmoet, of zelfs thuis bezocht. Sommige zijn bij hem thuis geweest.

Mensen die eerst tegenvielen, vallen later mee. Omgekeerd bijna nooit, trouwens. Dat is het grappige. Hij leest dat internet ongenuanceerd is. Geschreeuw. Rechts. Maar na verloop van tijd herken je patronen. Zie je dat snel geschreven taal anders is. Dat nuances soms ook anders liggen. En weet je wat mensen dwars zit. Houd je daar soms rekening mee. En soms niet.

Nee, internet is zo gek nog niet, vindt Datzelaar. Maar iemand (r)echt in de ogen kijken blijft toch het mooist.

donderdag 28 april 2011

Luisteren

'Nee', zegt ze. 'Dat begrijp je níet'. Die is raak. Datzelaar weet dat hij het vaak zegt. Dat stomme zinnetje. Alsof dat zou kunnen.

En dan begint ze te vertellen. Over de pijn. Die er altijd is. De ene dag meer dan de andere. Pijn die nooit weggaat. Die inmiddels vertrouwd is. Soms zelfs iets vriendelijks heeft, maar dan ineens onverwacht toeslaat. Ze is ziek. Je ziet het niet aan haar. Ze lacht veel. Ze doet wat ze kan.

Het ergst vindt ze de eenzaamheid. Dat ze er niet over mag praten. Ja, in het begin wel. Maar na een tijdje zijn de mensen het zat. Dan beginnen ze over iets anders. Het weer bijvoorbeeld. Of de prijs van benzine. Of ze geven advies. Goedbedoeld, maar zinloos.

En altijd weer dat zinnetje. 'Ik begrijp wat je bedoelt'. Ze hoeft geen begrip, zegt ze. Of medelijden. Maar de pijn hóórt bij haar. Ze wil dat ze dat accepteren. Erkennen dat zij dat óók is. Maar mensen zijn bang voor de confrontatie. Met haar. Met zichzelf. Dat deel zien ze liever niet. 

Datzelaar herkent het. Nadat Tineke was weggegaan was alles zwart en donker. Waar hij het meest behoefte aan had was iemand die luisterde. Zonder wat te zeggen. En vooral zonder er iets van te vinden. Vrienden deden dat ook wel. Eén keer, twee keer. Maar dan kwamen de adviezen. 'Joh, je bent beter af zo'. 'Zie het niet zo somber in'. 'Ga toch eens wat leuks doen'.

Het is stil. Datzelaar denkt aan een gedicht dat hij heeft gelezen. Zijn keel zit dicht. 'Ik zal erop letten', zegt hij hees. 'Maar ik weet niet of het lukt. Als ik het weer doe, zeg je het dan?'. 'Goed', zegt ze. 'Dat is genoeg. Dankjewel'. Ze meent het.

woensdag 27 april 2011

Broodje kaas

Eén plak is genoeg, zucht Datzelaar. Wel een beetje karig, vindt de verkoopster. Hij staat er nu ruim  acht minuten. Voor een broodje kaas en een kop koffie. Niet dat het druk is, maar de bestelling is ingewikkeld.

Broodjes kaas kennen ze hier niet. Wél de Chef's Special ('Laat u verassen!!!', zegt de menukaart. Later als ik dood ben, denkt Datzelaar), de uitsmijter 'Italia' ('Met Zongedroogde Tomaten en Pesto!') en de Pistoletto 'Gezond' ('Prosciutto, Rucola, Oude of Belegen Kaas, Zonnepitten en Sojadressing').

Die laatste dus maar. Met oude kaas. Zonder onzin. Kost zes euro vijftig, maar dan heb je wel een broodje kaas, denkt Datzelaar. Het bestellen van zijn koffie was al even ingewikkeld. Keuze uit vijftien soorten bonen, drie soorten malingen en vier formaten.

Als hij eindelijk zit vraagt Datzelaar zich af waarom het altijd meer moet zijn. Alsof het dan lekkerder is. Meestal niet zelfs. Hij denkt terug aan toen hij klein was. Het cafetaria op de hoek. Vergeelde ramen en sigarettenrook. Het kleine automatiekje met broodjes ham, kaas, halfom, ei en soms een kroket. En koffie uit een kan.

Wat was het leven toen simpel, denkt Datzelaar. En mooi. Hij neemt een slok van zijn koffie. Die is koud.

dinsdag 26 april 2011

Verlies

~Voor S. Sterkte & liefs.~


'Mama is overleden', zegt haar SMS-je. Kort, maar duidelijk. Datzelaar staat als aan de grond genageld. Hij kent haar al heel lang. Nog uit hun studententijd. Ziet haar nog een paar keer per jaar. Altijd gezellig.

Het berichtje neemt hem mee terug naar iedereen die hij zelf verloren is. Opa's en oma's. Vrienden. Johan, 35 nog maar en longkanker. Binnen twee weken was het gebeurd. Pa. Het gedoe, het geregel. De kaartjes. De bloemen. En daarna de stilte. De eindeloze stroom formulieren, waar je niet op zit te wachten. De telefoontjes, die steeds minder worden. Terwijl de pijn blijft.

'Sterkte', SMSt hij terug. 'Bel maar als je wilt'. Hij  meent het. Wat moet je anders. Er zijn als het nodig is, dat is het belangrijkste. Hij heeft laatst ergens gelezen dat mensen de pijn van anderen soms harder voelen dan hun eigen pijn.

Datzelaar zet de radio aan. Een liedje van Brel. Maar dan in het Nederlands. Mooi, vindt Datzelaar. En helemaal waar.

maandag 25 april 2011

Paasbrunch

De spiegel aan het eind van de tafel maakt de kamer groter. Ideetje van Tineke destijds. En vandaag dus extra eenzaam. Veertien lege bordjes in plaats van zeven. Zes links, zes rechts. Eén tussen zijn eigen handen. En één bij zijn spiegelbeeld, ver weg.

Het begon met Eline. Ze voelt zich niet lekker. Kan natuurlijk. Toen Twan. Met scharrel. Of liever, zonder scharrel, want die kwam ook niet. Te lekker weer. 'Liever een proseccootje aan het strand'. Flip is eerste paasdag blijven hangen in Brussel en gaat het niet redden. Na dat telefoontje was Datzelaar zelfs blij dat Tineke dan nog zou komen. Met haar nieuwe vriend. Maar ook die lieten het afweten. Iets met een tuincentrum. Of meubels.

Datzelaar kijkt naar zijn spiegelbeeld. Ver weg. Twee keer de tafel. Treurig. Alleen. Hoorde hij nu maar wat van Eva. Maar ja, hij heeft zelf niet meer gereageerd op haar mail. Of van Daphne. Maar die denkt vast ook niet aan hem vandaag.

Datzelaar kauwt op zijn paasstol. Spoelt na met wijn. Uit de fles. 'Proost', zegt zijn spiegelbeeld. Een traan rolt over zijn wang.


zondag 24 april 2011

Versterking

Auw, denkt Datzelaar. Zijn hoofd bonkt. Zijn keel voelt als rauwe tartaar. Toch weer gerookt gisteren. Dat was niet de afspraak, zegt hij tegen zichzelf. De kamer herkent hij eerst niet. Even hoopt Datzelaar op een one night stand. Niet dat hij zich dat kan herinneren, maar toch.

Helaas. 'Goedemorgen', zegt Flip, 'ik vertrek, de mazzel!'. Jammer, denkt Datzelaar. Niet dus. Gewoon blijven slapen. Dat is het lullige met alcohol. Je herinnert je later niets meer. Teveel gedronken uit verveling of gezelligheid? Schiet Datzelaar maar lek.

Aarzelend stapt hij van de bank af en door de woonkamer. Douchen dan maar. De spiegel is beslagen. Wel zo prettig, denkt Datzelaar. De wallen onder zijn ogen zijn ongetwijfeld dikker en zwarter dan anders. Hoe deed je dat toen je achttien was, mompelt Datzelaar tegen zichzelf. Als het warme water over z'n rug stroomt knapt hij wat op. Eens kijken.

Een gifgroene fles schreeuwt om aandacht. 'Krachtgevende shampoo'. Kracht kan Datzelaar wel gebruiken. Hij leest verder. 'Versterkt actief'. Beter. 'Met vitamine B1 en B2'. Nog gezond ook. Die dan maar.

zaterdag 23 april 2011

Nieuwe mensen

Sinds Tineke wegging heeft Datzelaar veel nieuwe mensen leren kennen. En vrienden gemaakt. Meestal wordt hij daar blij van. Maar soms verdrietig. Dan is hij bang om ze weer kwijt te raken. Een beetje zoals toen Eline geboren werd. De angst om haar te verliezen verlamde hem.

Vreemd eigenlijk, denkt Datzelaar. Het is altijd een patroontje. Eerst ken je iemand niet. En mis je die persoon dus ook niet. Dan ontmoet je iemand. Herkenning. Blijdschap. En dan angst. Dat de vriendschap niet meer beantwoord wordt. Of vertrouwen beschaamd wordt.

Laatst zag Datzelaar twee filmpjes. Van een Tibetaanse monnik. Die zei wel iets interessants. Over vertrouwen. Dat vriendschap niet gaat over over je hele hart aan iemand geven. Omdat je dan iets terug wilt kijgen. En dat dat altijd tegenvalt. De monnik zei dat je juist plaats moet maken voor anderen in je eigen hart. En of ze daar gebruik van maken is niet jouw keuze.

Op internet las hij een mooi stukje. Je loopt allemaal je eigen pad. Soms vallen ze een stukje samen en loop je een stukje samen op. Bij iedere afslag kunnen er mensen bijkomen of afgaan. Dat weet je niet van tevoren.

Misschien moet hij zijn patroontje wel veranderen, besluit Datzelaar. Niets verwachten. Loslaten is makkelijk als je niets vasthoudt, tenslotte. Hij zucht en zet een muziekje aan. Dean Brody. Die weet het ook.

vrijdag 22 april 2011

Goede Vrijdag

Wat was dat ook alweer, denkt Datzelaar. Mistig. Hij heeft het vroeger wel geleerd. Eerst op de basisschool. Later nog eens op het VWO. Maar het is niet blijven hangen. Iets met een avondmaal misschien? Of de geboorte van Jezus? Nee, dat was Kerst. Heilige Geest? Nee, Pinksteren.

Datzelaar besluit het maar op te zoeken. Het gaat om de kruisiging. Van Jezus Christus. Zoon van God. Althans, naar men zegt. Is natuurlijk niet meer te achterhalen. Is ook niet interessant, vindt Datzelaar. Het bestaan van God kun je niet bewijzen. Het niet-bestaan van God ook niet. Die discussie is dus zonde van de tijd.

Datzelaar vraagt zich af waarom het eigenlijk Goede Vrijdag heet. Eén man aan een kruis gespijkerd. Eenzaam en bespot. Verraden en verlaten. Gegeseld en gespiest om te kijken of er nog leven in zat. Vrijwillig, om de zonden van alle anderen te reinigen. Datzelaar vindt het een sympathiek gebaar. Sterven om een ander te redden.

Maar als we allemaal wat aardiger voor elkaar waren had het niet gehoeven, denkt Datzelaar. Dan was de Vrijdag van Jezus vast een stuk Beter geweest.

donderdag 21 april 2011

Uniek

'B U-NIQUE!!!' schreeuwt de poster. Datzelaar heeft ze al vaker zien hangen. Een of andere reclamecampagne. Hij heeft geen idee waarvoor. Het zet hem aan het denken. Of je nou echt uniek wordt door een massaproduct.

Datzelaar vraagt zich ook af waarom uniek zijn zo belangrijk is. Geeft het status? Aanzien? Macht? Identiteit? Toen hij jong was vond Datzelaar iedereen uniek, behalve zichzelf. Later bedacht hij dat hij zelf dan ook wel uniek zou zijn.

Maar dat besef heeft inmiddels plaatsgemaakt voor weer iets anders. Dat uniek zijn maar onzin is. Dat iedereen eigenlijk hetzelfde is. Dezelfde emoties heeft. Dezelfde angsten. Helaas zien niet veel mensen dat, denkt Datzelaar. Of ze zien het eigenlijk wel, maar willen het niet weten.

Soms, heel soms komt Datzelaar iemand tegen die het wel ziet. En zegt. En gewoon is wie hij is. En doet wat hij doet. Hij kent er een aantal. Dat is dus niet uniek. Wel authentiek.

Mooi woord, vindt Datzelaar. Authentiek.

woensdag 20 april 2011

Voornemen

"Wat is je voornemen voor vandaag? - D.", zegt het berichtje. Datzelaar grinnikt. Het SMS-je is dus niet van Eva. Maar van Daphne. Ook goed. Hij kent haar niet zo goed. Tenminste, via internet, dus eigenlijk helemaal niet, beseft hij. Of misschien ook wel, dat weet je maar nooit.

Hij heeft een paar keer met haar gechat. Daar wordt hij altijd vrolijk van. Het klikt wel. Ze lijkt hem wel lief. De eerste keer vertelde hij haar over het afgelopen jaar. Half aangeschoten. Dat Tineke weg was gegaan. Dat hij zijn dochter een tijd niet meer zag. Zijn zoektocht naar zichzelf. Iets te open, maar ze reageerde heel leuk.

Ze stelt goede vragen, vindt Datzelaar. Soms een beetje voorspelbaar. Maar op een leuke manier. Moet ook wel. Ze helpt mensen met problemen. Datzelaar vindt het een sport om af en toe een slimme vraag terug te stellen. En nu krijgt hij van tijd tot tijd een berichtje. Iets om die dag over na te denken. Om even bij stil te staan.

Mijn voornemen voor vandaag, peinst Datzelaar. Met Daphne gaan lunchen? Hij weet dat ze niet zo ver weg woont. Te makkelijk. Te plat ook. Dan weet hij het. "Vandaag wil ik aardig zijn voor iedereen die ik tegenkom. En vooral voor mezelf.", tikt hij in. Zonder mistikken deze keer. "En jij?". Er komt geen antwoord.

Als Datzelaar zijn telefoon weglegt stoot hij de koffiepot om. Wat ben je toch een eikel, zegt hij hardop tegen zichzelf.

dinsdag 19 april 2011

Puzzelstukjes

Zijn telefoon laat weten dat er een SMS-je is. Raar. Iedereen weet dat hij niet van SMS-en houdt. De toetsjes van zijn telefoon zijn te klein voor zijn dikke vingers. Een telefoon is ook om mee te bellen. Tegenwoordig lijkt dat laatste wel een accessoire. Datzelaars telefoon kan alles, maar als hij gewoon wil opnemen verbreekt hij meestal de verbinding. Per ongeluk. Dan moet hij zelf terugbellen. Kost hem weer geld.

Maar vandaag is het niet erg. Vandaag klopt alles. Soms, heel soms, heeft Datzelaar dat gevoel. Dat alles zin heeft. Niet dat hij die dan begrijpt, maar toch. Vandaag komt alles samen. De puzzelstukjes passen. Op dagen als vandaag voelt Datzelaar een diepe rust. Even stoppen met het gejaag. Het besef dat hij deel uitmaakt van een groter geheel. Berusting, op een positieve manier.

Vandaag kan niets misgaan. Dat voelt hij aan alles. Tevreden staat hij op om het berichtje te lezen. Datzelaar hoopt dat het van Eva is.

maandag 18 april 2011

Mindful

Zo ga ik ook leven, besluit Datzelaar, terwijl hij de boodschappen neerzet. Normaal doet hij die op zaterdag, maar daar was nu geen tijd voor. Hij kijkt op zijn horloge. Nog maar een kwartier. Klusje voor Twan. Snel zijn dus. Te laat is te laat, bij Twan. Twee tassen op de grond. Dan is het portiek vol. De derde tas zet Datzelaar op de trapleuning.

Dit weekend was hij bij Rob en Doeschka. Hij kent ze niet zo goed, maar het is er altijd gezellig. Vroeger vond hij ze maar vaag. Doen alles mindful. Bewust. En dus tergend langzaam. Maar na een dag zit je ook in dat ritme. Je wordt moet wel. Dan wordt het relaxed. Die biologische kruidenthee went vast wel. En wierook hoeft natuurlijk niet.

De bel gaat. Datzelaar draait zich geïrriteerd om. 'Ja, wat nou weer?', roept hij. Alsjeblieft, nou even geen gedoe. Hij is toch al te laat.

Voor de deur van zijn onderburen spatten twintig eieren, twee flessen cola en een pak vruchtenyoghurt uit elkaar. De tas op de trapleuning is verdwenen.

zondag 17 april 2011

Plan B

'Ach', denkt Datzelaar vrolijk, 'misschien ben ik morgen wel dood'. Sinds het mailtje van Eva is hij in een bijzonder goed humeur. De radio zingt een liedje. Datzelaar neuriet mee. Over elke dag leven alsof het je laatste is. Mooi wel. Datzelaar heeft zich altijd afgevraagd hoe je dat moet doen. Het klinkt wel aantrekkelijk. Maar hoe plan je een toekomst als je morgen toch doodgaat? En waarom?

Vandaag weet Datzelaar het antwoord. Vandaag leef je vandaag. En morgen ben je dood. De rest is plan B. De back-up voor als je per ongeluk morgen toch nog leeft.

Hij heeft niet gereageerd. Nog niet. Hij schaamt zich voor zijn eenzame dronkemansmail. Niet eens voor de typefouten. Vooral voor de inhoud. Maar goed, ze reageerde erg enthousiast. En dat na zoveel jaar.

Fluitend besluit Datzelaar vandaag te gaan wandelen. Of naar het strand. Eva kan wel even wachten. Die past prima in plan B.

zaterdag 16 april 2011

Mail

Datzelaar kijkt naar de tafel. De laptop staat nog aan. Zijn hoofd bonst. Eerst koffie. Vers zetten gaat niet lukken zonder overgeven, besluit Datzelaar. Teveel drank gisteravond. Dan maar Senseo. Het plaatsen van de koffiepad lukt gelukkig zonder gedoe. Hij zoekt houvast tegen het aanrecht terwijl hij de knop indrukt.

Anderhalve minuut later neemt hij een slok van zijn koffie. Met de tweede slok spoelt hij een paar aspirines weg. Langzaam wordt het bonzen in zijn hoofd minder. Overal in de kamer liggen papieren. Oude notities. Agenda's. Adressenboekjes. Langzaam komt alles terug. Het telefoontje van Tineke gisteravond. Tineke die boos was. Omdat Datzelaar bij Eline is geweest. Datzelaar die het probleem niet zag. Omdat het ook zijn dochter is, verdomme. De scheldpartij over en weer. Dat hij boos de verbinding had vebroken.

De twee flessen wijn daarna herinnert hij zich nog maar vaag, al ziet hij ze nu liggen. Maar het gevoel van eenzaamheid dat met ieder glas sterker werd voelt hij maar al te goed. De tweede fles had hij trouwens zonder glas gedronken. Dat ging wel zo snel, herinnert hij zich.

De mist trekt langzaam op. Datzelaar kijkt naar het scherm. En dan nog eens. 'Hé Datzelaar,', staat er. 'Dat is lang geleden. Dat je mijn mailadres nog had! Het lijkt mij ook te gek om je weer te zien!!! For old times' sake. (Or new times' -haha). Liefs en kusjes, Eva'.

Eva dus. Eva, die een zomer lang de liefde van zijn leven was. Eva die hij nooit vergeten is. Datzelaar scrollt naar 'Verzonden'. Hij rilt. Zijn hart bonkt nu nog harder dan zijn hoofd. Aarzelend opent hij de bovenste mail.

vrijdag 15 april 2011

Demonstratie

Nog voor Datzelaar de hoek om is hoort hij ze al. Geschreeuw. Een megafoon. Trommels. Zingende mensen. Dan ziet hij ze ook. De meeste hebben kistjes aan. En militaire kleding van de dump. Baardjes en lange haren. Hier en daar een wat oudere demonstrant met een PLO-sjaal. Zoals hij zelf vroeger ook had. Toen hij studeerde.

Een bloemenmeisje houdt een flyer voor zijn neus. Een jaar of zeventien. 'Voor de gelijkheid in de wereld, mijnheer!', zegt ze. 'Stop de kinderarbeid!', staat er op de flyer. Met een plaatje van een paar tienjarige kindjes die voetballen in elkaar zetten. Hoe kun je daar nou tegen zijn, denkt Datzelaar. 'Wilt ook tekenen voor onze petitie?', vraagt het meisje.

Datzelaar weet het niet. Hij is niet tegen gelijkheid. Vroeger was hij ook links. Omdat alles eerlijk verdeeld moet worden. Tot hij zelf meer geld te besteden had. En zag dat de mensen die dat het hardst roepen de kantjes er zelf vanaf liepen. Toen werd hij een tijdje rechts, of wat dat dan ook is. Omdat hij vond dat iedereen geboren wordt met dezelfde kansen. En je dus zelf bepaalt hoe je leven verloopt.

Maar tegenwoordig weet hij het niet meer. We zijn allemaal maar mensen, die er het beste van willen maken, denkt Datzelaar. De een is slimmer, de ander sterker. Sommigen zijn ziek. Maar Datzelaar gelooft niet dat mensen van nature kwaadwillend zijn. Hij probeert om wat minder snel te oordelen. Niet links of rechts, maar in het midden. Wat nou als die kindjes het halve gezinsinkomen bij elkaar verdienen? Dan moeten we misschien juist wel meer voetballen kopen. Datzelaars gedachten buitelen over elkaar heen.

'Meneer?', dringt het meisje aan. 'Ach joh, laat die fascistische klootzak', zegt haar vriend. 'Je ziet zo dat die alleen maar aan zichzelf denkt!'.

donderdag 14 april 2011

Pasjes

'Dat is dan achtendertig euro vijftig', zegt de kassière verveeld. Of hij mag pinnen, vraagt Datzelaar. Dat mag. In zijn binnenzak zit geen portemonnee. Broekzak dan? Leeg. 'Sorry', mompelt Datzelaar nerveus. 'Geen portemonnee'. Hij beent weg. De kassière blijft achter met de boodschappen. Ze kijkt kwaad, maar Datzelaar ziet het niet.

In de auto dan? Ook niet. Gestolen natuurlijk, denkt Datzelaar. In zijn hoofd somt hij op wat er in de portemonnee zit. Wat geld, een fotootje van Eline en vooral veel pasjes. Die moeten geblokkeerd. Naar huis dan maar. Een kwartier later hangt Datzelaar al tien minuten aan de telefoon. Met nog vier wachtenden voor hem. Het centrale nummer voor pasblokkering -'Handig!', schreeuwt de reclame- is nogal druk vandaag. Of onderbezet. Of allebei.

Eerst de bankrekeningen. Veel getallen en nummers, maar het lukt. Dan de credit cards. 'Dat kan ik niet doen, mijnheer', zegt het meisje aan de telefoon. 'Dat is een apart nummer. Ik zal het u geven'.

Een paar uur later weet Datzelaar alles over gestolen portemonnees. Dat je eigenlijk nooit bijhoudt wat er precies in zit. Dat je voor een nieuw rijbewijs een proces verbaal nodig hebt. Dat je dat krijgt als je aangifte doet. Dat aangifte doen eigenlijk alleen op afspraak kan. En alleen op dinsdagochtend. Maar omdat het niet druk is ook nu wel even. Het kost hem een dag om alles te regelen.

Met een knallende koppijn gaat Datzelaar vroeg naar bed. Als hij gaat liggen voelt hij iets kouds tegen zijn been. Iets glads. Zijn portemonnee.

woensdag 13 april 2011

Boem

Gelaten stapt Datzelaar uit. Tegen de achterkant van zijn stationwagen staat een piepklein autootje geplakt. Hij voelt aan zijn pijnlijke neus. Een gordel doe je beter aan vóór het wegrijden, denkt Datzelaar. Maar ja, te laat. Eens kijken.

De schade lijkt mee te vallen. Het autootje is onbeschadigd. Datzelaars bumper zit een beetje los, maar dat was eigenlijk al zo. Paaltje in Amsterdam. Wel een mooie gelegenheid om dat nu te laten repareren, vindt Datzelaar. Kost het hem tenminste geen geld. Hij haalt een schadeformulier uit zijn dashboardkastje en loopt naar het autootje toe.

Datzelaar schat de bestuurster een jaar of 35. Haar raampje heeft ze opengedraaid. Ze kijkt geschrokken. Als Datzelaar op haar toeloopt  begint ze te huilen. Ze stapt uit en snikt: 'Oh nee, ook dat nog!' Een gierende uithaal. 'En wéér mijn schuld!'. Datzelaar kijkt haar vragend aan. Weet niet hoe te reageren. Ze is in verwachting, zegt ze. Vandaar de hysterie. Datzelaar zegt dat het niet erg is. Legt een arm om haar heen. Komt wel goed. Laat maar zitten. Hij heeft geen zin in gedoe.

Als het autootje wegrijdt ziet Datzelaar dat ze telefoneert. Door haar open raam vangt hij nog net iets op over een sukkel. Met een een dikke neus.

dinsdag 12 april 2011

Hoe zit dat dan?

Datzelaar gelooft niet in een god. Te onwaarschijnlijk. En als er toch een god is, dan vindt hij het maar een flauwe grappenmaker. Maar dat maakt het niet eenvoudiger.

Sinds zijn bezoek aan Eline tollen de gedachten door zijn hoofd. Het verbaast hem hoe Eline de dingen ziet. Anders dan Datzelaar, maar ook anders dan Tineke. Hoe kunnen ze zo van elkaar verschillen? Ik ben toch haar vader, denkt Datzelaar. Dus ze moet op mij lijken. In ieder geval voor de helft. En voor de andere helft op Tineke. Maar zo is het niet. Ja, in uiterlijk wel. Maar niet in hoe ze in het leven staat.

Eline kan het ook goed verwoorden. Beter dan Datzelaar. Het verbaast hem altijd weer. Is mijn waarheid dan verkeerd, denkt Datzelaar. Hij vindt van niet. Maar Eline heeft toch vaak gelijk. Binnen haar eigen waarheid. Hij denkt aan een gedicht dat hij ooit las. Een verhaal uit India. Over blinde mannen en een olifant. Toen hij het las vond hij het maar vaag. En grappig. Maar nu snapt hij het. Denkt hij. Iedereen ziet een stukje, maar niemand het totaal.

Maar weten we dan samen alles? En hoe kunnen we dat testen? Datzelaars gedachten dwalen steeds verder af. Over cellen van een groot organisme. Parallelle universums. Scheppingen in zes dagen.

Datzelaar zucht en schenkt koffie in. Vers gezet. Lekker.

maandag 11 april 2011

Eline

Datzelaar is nerveus. Sinds Tineke bij hem wegging heeft hij Eline ook niet meer gezien. Dat is nu een half jaar geleden. In haar paspoort heet ze trouwens geen Eline, maar Elnine. Datzelaar trilde van de zenuwen toen hij het geboorteformulier invulde. De ambtenaar was kennelijk ook nog niet wakker.

Raar eigenlijk, vindt Datzelaar. Vroeger was hij bang. Dat hij alles zou verliezen als er een kind kwam. En toen ze er was nog banger. Om zijn kleine meid te verliezen. Die angst voelt hij ook vandaag. Juist vandaag. Sterker dan anders.

Eline lijkt op haar moeder. Zelfde ogen, maar ook hetzelfde karakter. Twee, nee vier handen op één buik. Van Eline kon Datzelaar het ook nooit winnen. Bij het grachtenpand drukt Datzelaar op de bel. Eerst gebeurt er niets, maar dan hoort hij gestommel. De deur gaat open. Eerst op een kier. Ze schrikt. Maar dan gooit ze de deur open. 'Pap!', roept ze blij. Ze spreidt haar armen.

Datzelaar omhelst haar. Opgelucht. Tranen. Zo staan ze minutenlang.

zondag 10 april 2011

Kostuum

Datzelaar twijfelt. Hij leest de uitnodiging voor de vierde keer. Tenminste, het deel dat Flip naar hem heeft doorgestuurd. Flip werkt bij Twan. 'Account Manager Retail - Domestic Market', staat op zijn visitekaartje. Volgens Flip betekent dat dat hij de pispaal is voor alle Nederlandse klanten van Twan. Het is een uitnodiging voor het jaarlijkse zomerfeest van Twans reclamebureau. Datzelaar heeft dat de afgelopen vier jaar gemist, maar nu wil hij er toch echt eens naar toe. Netwerken is tenslotte hard nodig in deze tijd.

'Dresscode - Casual summer & business wear ;-)', zegt het kaartje. Datzelaar weet niet wat hij ermee moet. Korte broek? Weinig business, vindt Datzelaar. Krijtstreep? Weinig casual. Stropdas? Zeker niet. Hij heeft Twan en Flip al gebeld, maar ze nemen niet op. Uiteindelijk besluit Datzelaar om toch maar een kostuum aan te trekken. Een zomerkostuum. Van linnen. Zijn hippe Italiaanse schoenen maken het af.

Een half uur later belt Datzelaar aan. Een wit landhuis. Stijlvol, vindt Datzelaar, tevreden over zijn keuze. Vanuit de tuin klinkt muziek.Twan doet open met een glas champagne in zijn hand. Hij heeft een zwembroek aan.

'Hé Datzelaar, had je het koud?', lacht hij. Achter hem springt Flip naakt het zwembad in. Twee meisjes giechelen.

zaterdag 9 april 2011

Lijst

Datzelaar zit aan zijn notebook. Een lijstje maken. Dat doet hij sinds kort. Anders komt hij tot niets, weet Datzelaar. Hij weet niet veel van computers, maar Twan wel gelukkig. Die moet ook wel, want die zit in de reclame, en daar gaat alles digitaal. Hoewel, eigenlijk heeft het computermannetje van Twan hem geholpen. Want sinds Twan internationaal is gegaan doet hij zelf niet zoveel meer met computers. Het mannetje heeft alles zo ingesteld dat Datzelaars telefoon en zijn notebook gelijk lopen. Als hij tenminste het snoertje aansluit, wat hij nogal eens vergeet.

Twan heeft hem laten zien dat je ook to-do-lijstjes kunt maken. Dat vindt Datzelaar erg handig, al noemt hij het zelf liever vinklijstjes. Hij houdt er niet van om Engelse woorden te gebruiken als het niet hoeft. Je geeft aan welke taken je moet uitvoeren en een einddatum waarop ze klaar moeten zijn. Het afvinken van de taken op de lijst is fijn. Het geeft Datzelaar het gevoel dat hij nuttig bezig is. Soms zet Datzelaar hele gewone dingen op het lijstje, alleen maar om ze af te kunnen vinken. Koffie zetten bijvoorbeeld. Of de afwas doen. Of brood smeren. Vandaag hoeft dat niet, want er is genoeg te doen. En dus veel af te vinken. Datzelaar heeft er dan ook zin in.

Voor hij begint aan zijn lijst kijkt hij nog even de nieuwspagina's op internet. Een aardbeving. Een moord en een overval. Iets met de economie.

Een berichtje over een hagedis trekt zijn aandacht. Hij klikt en leest verder. Over het verspreidingsgebied van het beestje. Datzelaar klikt nog eens. De slechte invloed van de mens. Nog een klik. Vangst voor de export. Als huisdier in Nederland. Nu ook in parken. Verstoort de ecologie. Interessant, vindt Datzelaar.

Een paar uur later kijkt Datzelaar op de klok. En dan naar zijn vinklijst. Hij zucht en verandert de einddatums op zijn lijst. Naar morgen.

vrijdag 8 april 2011

Zegeltjes

'Nee', zegt Datzelaar tegen de kassière. Hij spaart geen zegeltjes. Niet meer. Zonde, vindt hij, want hij heeft er wel voor betaald. Soms neemt hij de catalogus mee om te kijken wat hij mist. Datzelaar wordt dan altijd een beetje treurig. Omdat hij onterecht meebetaalt aan de kadootjes van anderen.

Hij heeft daar weleens over geklaagd bij klantenservice. De mevrouw achter de balie begreep hem wel, maar kon er niets aan doen. 'Het hoofdkantoor, hè, meneer', zei ze, rollend met haar ogen.

Vroeger spaarde hij ze wel. Toen de zegeltjes nog echt zegeltjes waren. Stiekem genoot hij van het afscheuren. Precies op de perforatie. Het likken aan de achterkant. Het zo recht mogelijk opplakken. Het zegelboekje, steeds dikker en gekreukelder als de natte gom het papier doorweekte. En natuurlijk het uitzoeken van de kadootjes. Het inleveren en thuis uitpakken. Kadootjes waar je bijna nooit iets aan had, maar toch.

Maar sinds de zegeltjes stickers zijn geworden is de lol er af voor Datzelaar. De stickers laten los in zijn portemonnee en plakken alle bankbiljetten aan elkaar. Dat kost dan weer tijd om los te halen en de stickers kun je daarna weggooien. In zijn broekzak werkt het ook niet. Dan vindt hij ze terug in andere kledingstukken tijdens het strijken. Nee, voor Datzelaar geen zegeltjes meer.

'Mijnheer, uw bonnetje', zegt de kassière. 'Spaart u onze TV-sterren-plakkers wel?'. Datzelaar stopt ze met het wisselgeld in zijn portemonnee. Voor zijn buurmeisje.

donderdag 7 april 2011

Op bezoek

Het grind knerpt onder zijn voeten als hij het pad op loopt. Het geluid bezorgt Datzelaar nog altijd kippevel. Het doet hem denken aan de eindeloze reeks stappen die hij achterliet op weg naar het kolenhok. Eten niet op? In het kolenhok. Gras niet gemaaid? In het kolenhok. Een onvoldoende? In het kolenhok. Meestal voorafgegaan door een harde klap van de eeltige hand van pa. Een hand als een kolenschop. Pa, voor wie het nooit goed genoeg was. Die nooit tevreden was. Altijd boos. Pa, die na de dood van mama een boze, wrokkige en in zichzelf gekeerde man was geworden. Pa, die eigenlijk niet zijn echte vader was.

Afijn, dat was vroeger. Vroeger is geweest, denkt Datzelaar opgewekt. Vandaag is wat telt. En tegenwoordig is hun relatie een stuk beter. Datzelaar zegt nu gewoon wat hij vindt. Schaamt zich niet meer voor zichzelf. En pa luistert nu tenminste ook eens. Wordt niet meer gelijk boos. Misschien is hij zelfs wel trots op zijn stiefzoon, al zegt hij dat nooit.

'Dag pa', zegt Datzelaar. 'Het is mooi weer vandaag. Ik dacht, ik kom maar weer eens langs. Ik heb bloemen mee'. Hij haalt het folie van de bos. Tulpen. Niet al te duur, maar dat doet er niet toe.

Datzelaar bukt. Nadat hij de herfstbladeren heeft weggeveegd legt hij de bloemen op het graf.

woensdag 6 april 2011

Afspraak

'Natuurlijk', denkt Datzelaar. De bus rijdt weg. In de zijspiegel ziet hij de chauffeur grinnikend 'nee' schudden. Tegen zijn gewoonte in is Datzelaar vandaag met het openbaar vervoer. Wel zo praktisch. Zo kon hij nog wat werken onderweg. Niet dat hij dat gedaan heeft, want na twee stations viel hij al in slaap van de hitte. Nog net op tijd stapte hij uit.
 
In zijn hoofd verkent hij de opties. Teruggaan en het er verder bij laten is het aantrekkelijkst. Maar het is een belangrijk gesprek, dus hij zet door. Datzelaar probeert nog even om de kaart met de andere buslijnen te ontcijferen, maar komt er niet uit. De kaart is onduidelijk en de tekst is niet leesbaar.

Hij kijkt naar de routebeschrijving. Goed dat hij die bewaard heeft. Het kantoor staat bovenop een heuvel. Hij kan het hiervandaan zien liggen, dus ver kan het niet zijn. Hij heeft nog tien minuten om er te komen. Dan maar lopen. Ook niet erg met dit weer, besluit Datzelaar.

Twintig minuten te laat komt Datzelaar bij het kantoor aan. Zijn hoofd is rood. Zweet loopt in kleine straaltjes zijn nek in. Natte plekken onder zijn armen verraden de hitte en vooral zijn slechte conditie. Voor de deur doet hij een poging zich te fatsoeneren. Tevergeefs. Dan maar naar binnen.

De receptioniste kijkt hem vriendelijk aan. 'Meneer?', zegt ze vragend, alsof ze niets anders gewend is dan bezwete en inmiddels paars aangelopen bezoekers. 'Ik heb een afspraak hier', hijgt hij. 'Een kwartier geleden. Met ene Braaksma'. Die naam komt haar niet bekend voor. Na wat geblader in lijstjes en een paar telefoontjes kijkt ze Datzelaar weer aan. 'Het spijt me mijnheer, maar de heer Braaksma zit niet meer hier. Hij is verhuisd naar ons nieuwe kantoor. Naast het station, tegenover de bussen'.

Datzelaar voelt de grond onder zich verdwijnen. Buiten fluit een vogeltje.

dinsdag 5 april 2011

Vreemd

'Nou ja, vreemdgaan, vreemdgaan, dat vind ik zo'n groot woord', zegt Twan. 'We hebben alleen een heel klein beetje geneukt. En dan hooguit een keer of drie, misschien vier. Of vijf'. Datzelaar schiet in de lach. Twan speelt met een smartphone.

Dat Twan ruim tegen de dingen aan kijkt wist hij al. De telefoon waar Twan mee speelt is niet zijn enige. Hij heeft er drie. 'Eén voor de zaak, één voor m'n vrouw en m'n snolmobiel', aldus Twan. Die laatste is prepaid en alleen voor zijn scharrels. En wordt om de drie maanden vervangen. Twan heeft niet alleen de attitude en de looks. Als directeur van een groot internationaal reclamebureau heeft hij ook altijd een excuus. En daar maakt hij dankbaar gebruik van.

Maar deze keer weet hij het niet meer. 'Dit voelt anders. Dit is echte liefde. Voor Nicolien voel ik ook gewoon niets meer. En ik heb er geen zin meer in. Allang niet meer'.

'Tja', zegt Datzelaar, 'Eén advies: blijf jezelf. Accepteer jezelf. Zoals je bent. Geen goed of slecht. Dat is de sleutel'. Hij raakt op dreef. Met zijn vinger in de lucht doceert hij: 'In relaties draait het om wederzijds respect. Ooit was ik waar jij nu bent. Ik had een ander. Ik voelde mij schuldig. En ik ging eraan kapot.'.

Datzelaar is harder gaan praten en trekt behoorlijk de aandacht. 'Maar ik bleef toch bij mijn vrouw! De beste beslissing van mijn leven!'. Met een klap zet hij zijn glas op tafel. Andere bezoekers kijken hem aan, maar Datzelaar merkt niets. Ze zwijgen een tijdje.

Dan zegt Twan, zonder een spoor van ironie: 'Zeg, Datzelaar, waarom is Tineke eigenlijk bij je weggegaan?'

maandag 4 april 2011

Pats!

Slierten spaghetti zakken sloom van de koelkastdeur naar beneden. Tientallen, misschien wel honderden scherven liggen op de keukenvloer. Saus drupt van de keukenkastjes.

Eigenlijk zou hij niet meer zo kwaad worden, had hij met zichzelf afgesproken. Zich niet meer gek laten maken door Tien. Zo noemt ze zichzelf tegenwoordig. Om zichzelf te bewijzen dat hij het kon had hij haar uitgenodigd om te komen eten. Gewoon als goede vrienden. Tot zijn verbazing zei ze ja. Ze kwam nog ook. Ongewoon goed gehumeurd.

En het was ook best gezellig. Tot het tweede glas wijn. Toen ze vroeg of hij eigenlijk wel een huishoudster had. En of hij nou echt gelukkiger was in deze gribus. Maar de klap op de vuurpijl kwam nog. 'Oh ja, vrijgezellenvoer, ik had het kunnen weten', zei ze, toen Datzelaar trots zijn bolognèse presenteerde. Vers bereid met zorgvuldig geselecteerde ingrediënten. Het resultaat van een hele dag werk! Een fractie van een seconde stond hij in dubio. Toen smeet hij de schaal zo hard hij kon op de grond. Woedend beende hij daarna de achtertuin in.

Datzelaar kijkt naar de ravage. Een puinhoop die er wezen mag, vindt hij tevreden. Buiten start Tineke haar auto.

Datzelaar pakt een emmer sop en begint fluitend te schrobben.

Baksteen

'De mens is een baksteen', bedenkt Datzelaar.

Hij fietst langs de rij huizen. Veertien stuks. Netjes naast elkaar. Zo hoort dat in Nederland. Alleen de tuintjes verschillen. 'Eén baksteen is niets, nutteloos. Maar samen vormen ze een huis. De huizen een rijtje. De rijtjes een stad. De stenen weten het zelf niet. Ze zien het verband niet. Dat kunnen ze niet. Het verband ziet men pas op afstand', mijmert Datzelaar.

'De stenen kennen geen tijd. Ze zíjn gewoon. De onderste steen heeft het zwaar, maar hij is even belangrijk als de bovenste. Dat maakt alle stenen gelijk', In zijn nopjes met dit inzicht besluit hij voortaan te leven als een baksteen. Met respect en begrip en dankbaarheid voor de stenen die hem omringen.

Vol van zijn baksteen-zijn stopt hij voor een auto die hem voorrang verleent. Vriendelijk gebaart hij dat de auto door kan rijden.

De vrouw achter het stuur kijkt hem verbaasd aan. Terwijl ze gas geeft wijst ze naar haar voorhoofd.