maandag 30 mei 2011

Gevoel

'Maar wat voel je dan?', vraagt ze. Datzelaar zucht. Het is al warm in de kamer, en van dit soort vragen krijgt hij het nog veel warmer. Benauwd, eigenlijk. Flip had hem aangeraden eens met haar te praten. 'Zij is goed joh, echt, bracht mij weer helemaal tot mezelf'. Flip vond het ook goed voor hem, zeker nu Tineke weg is. Maar Datzelaar heeft niet zoveel met therapeuten. Hij kent er een paar en is niet zo erg onder de indruk. Ze vragen wat je vraag is en stellen die dan opnieuw. Alsof je het antwoord dan wél weet. Maar goed, Flip is altijd wel optimistisch en relaxed, dus toch maar gebeld. En nu zit hij hier.

'Nou?', dringt ze aan, 'omschrijf het dan eens?'. Datzelaar heeft geen idee waar hij moet beginnen. Hoe leg je in godsnaam een gevoel uit? Met woorden? Woorden die voor iedereen een andere betekenis hebben? Iedereen een ander gevoel geven? 'Rake taal is trefzekerder dan een bom', las hij laatst. Helemaal waar. Maar wat als je taal verkeerd wordt uitgelegd? Dat je per ongeluk een afzwaaier hebt? Misschien raak je wel iets zonder het te willen. Of te merken.

'Lastig hè, zo diep in jezelf gaan', zegt ze. 'Probeer het toch maar'. Datzelaar vindt het helemaal niet lastig om diep in zichzelf te gaan, denkt hij. Alleen zijn gevoel omschrijven bij deze totale vreemde ziet hij niet zitten. Dat is gereserveerd voor mensen met wie hij wat heeft. Die begrijpen dat een gevoel een gevoel is en woorden slechts woorden. En dat woorden misschien wel in de buurt kunnen komen van een gevoel, maar nooit helemaal. En dan nog.

'Weet je het al?', dringt ze aan. Ze heeft het niet door, maar ze tikt met haar vingers op de leuning van de fauteuil. Kijkt tersluiks naar haar klok. 'Ja', zegt Datzelaar, terwijl hij opstaat 'Ik weet het. Wat ik voel. Ik voel een enorme drang om thuis koffie te gaan zetten. Prettige dag verder'.

zondag 29 mei 2011

Spiegels

Toch vreemd, denkt Datzelaar, terwijl hij zich scheert. Soms ken je iemand niet en toch is er herkenning. Alsof je met elkaar verbonden bent, zonder dat je dat weet. Als je iemand hoort praten. Maar vaker nog als je in iemands ogen kijkt. Herkenning in de ogen van een vreemde.

Ogen zijn de spiegels van de ziel, volgens een Jiddisch spreekwoord. In iemands ogen zie je de waarheid, is de algemene uitleg. Maar misschien zijn ogen wel letterlijk spiegels, denkt Datzelaar. Zie je niet die ander, maar jezelf. Helemaal of een stukje. Spiegeling van je eigen ziel in de ogen van een ander. Hoe meer je van jezelf ziet, des te meer herkenning.

Dat zou dan ook bij jezelf moeten kunnen, denkt Datzelaar verheugd. Jezelf zien voor wat je bent. Eens even testen. Maar als hij voor zich kijkt ziet hij twee staalgrijze ogen. Vermoeid, dof en leeg. Bepaald niet wat hij hoopte.

zaterdag 28 mei 2011

Sterfhuis

Daar zit ze dan. Nog kleiner dan ze al was. En ouder, veel ouder. Datzelaar schat haar inmiddels achter in de 80. Tante Ansje. Die eigenlijk geen tante van hem is, maar die iedereen in de buurt zo noemde. Tante Ansje woonde naast papa en mama. Datzelaar heeft in geen jaren aan haar gedacht. Maar toen hij in het schriftje over haar las, wilde hij haar zien. Nog één keer. Hij weet niet waarom. Misschien uit nieuwsgierigheid. Nostalgie. Of omdat hij hoopte een stukje van zichzelf van vroeger terug te vinden.

Maar dat gaat niet gebeuren. Niet vandaag. Voor hem zit een onbekende. In het lichaam van Tante Ansje. Om de paar minuten fluistert ze: 'Dag dokter, wat fijn dat u er bent!'. Afgewisseld met 'Het doet zo'n pijn, haal ze van me af!' Het is een onregelmatig patroon. Bijna onhoorbaar.

Twee infusen, één links en één rechts van haar. Een dwarsbalk met wat slangetjes. Alsof ze in de steigers staat voor renovatie. 'Sterfhuisconstructie', denkt Datzelaar onwillekeurig. Maar renovatie zit er niet meer in voor Tante Ansje. De slangetjes eindigen in haar neus en oren. Naast haar stoel staat een machine die om de paar seconden piept. Een cylinder bovenop maakt zuigende geluiden. Ze kwijlt.

In de kamer naast Tante Ansje ligt een andere patiënt ook nog-niet-dood te zijn. En daarnaast weer één. Lange, kille gangen. Een mortuarium voor ongestorvenen. Het ruikt er naar lysol. Behalve bij de toiletten. Daar stinkt het naar pies en poep.

Ze mogen niet doodgaan, kennelijk. Moeten blijven leven. Tegen wil en dank. Desnoods met geweld. Operaties. Medicijnen. Apparatuur. Maar voor wie dan, denkt Datzelaar. Niet voor henzelf. Zij zijn hier klaar. En ook niet voor hun nabestaanden. Die komen hier liever niet.

Datzelaar snapt het niet. Een maatschappij die geen moeite heeft met abortus. Kinderen die er niet mogen komen. Om allerlei redenen. Soms onterecht, soms terecht. Althans, begrijpelijk. Een maatschappij die de een het recht om te leven ontzegt. En de ander het recht om te sterven.

Datzelaars keel is droog. Zijn handpalmen nat. Hij rilt. Wil iets aardigs zeggen. Misschien is het wel de laatste keer dat iemand echt tegen haar praat. Dan buigt hij zich voorover en fluistert in haar oor: 'Vaarwel Tante Ansje. Rust zacht'.

vrijdag 27 mei 2011

Misverstanden

Wat doen we toch altijd moeilijk, denkt Datzelaar. Hij is net terug van een meeting. Bij Twan op kantoor. Een slogan bedenken. Voor een communicatiebureau. De ironie.

Er hing een vervelende sfeer. Gezucht van Twans assistente. Twan die het geïrriteerd 'nog één keer' uitlegde. Flip, de eeuwige optimist, maar nu boos achterover. Armen over elkaar. Ze kwamen er niet uit. Ruzie. Het leek Datzelaar één groot misverstand. Wel horen, maar niet luisteren. Wel luisteren maar niet begrijpen. Reageren op wat je denkt dat de ander zegt. Gekrenkte ego's. Gestampte tenen. Datzelaar hield zich maar afzijdig. Het privilege van de freelancer.

Hij kreeg er koppijn van. Besloot om maar naar huis te gaan. Daar staart hij nu wat uit het raam. Mijmert wat voor zich uit. Ineens moet Datzelaar grinniken. Hij heeft hem. SMS-t Twan. 'Twan, dit is hem. Je slogan. Niets meer aan doen!'. Daaronder tiept hij: 'Communiceren? Gedoe creëren!'.

Twans antwoord is kort maar krachtig. 'Datzelaar, je bent een lul'. In één keer is de hoofdpijn weg. Datzelaar lacht. Vandaag wordt een mooie dag.

donderdag 26 mei 2011

Schriftje -2-

Elke avond leest Datzelaar in het schriftje. Het zet dingen wel in een ander perspectief, vindt hij. Misschien omdat hij nu ouder is. Net zo oud als mama, toen ze het schriftje vol schreef. Veel van de dingen die ze beschrijft weet hij niet meer. Andere dingen komen langzaam terug. En sommige dingen heeft hij niet zo bewust meegemaakt. Dat papa en mama vaak ruzie hadden, bijvoorbeeld. Dat wisten ze goed te verbergen. Of hij was met andere dingen bezig. Zichzelf. Ook toen al.

Waarom ze het schriftje heeft gekocht weet hij niet. Dat staat er niet in. Het was niet omdat ze ziek werd. Al ver voor die tijd begint het. Maar ook in die drie nare dagen heeft ze er toch nog in geschreven. Het eerste deel van het schriftje is een soort dagboek. Over haar oorlog. Met de wereld. Met zichzelf. De oorlog die Datzelaar ook met zichzelf voert. Iedereen misschien wel, denkt Datzelaar.

Maar op de laatste bladzijden sluit ze vrede. Datzelaar bladert er naartoe.

'Lieve Eus',

leest hij, voor de zoveelste keer,

'je bent nu nog jong, maar je zult merken, dat gaat te snel voorbij. Toch zul je dat pas achteraf beseffen. Misschien ben ik in jaren ook nog jong, Eus, met mijn veertig jaren. Maar ik voel me zo oud. Het is op en het zal niet lang meer duren of ik zal er niet meer zijn.

Te lang heb ik spijt gehad van alles wat ik nagelaten heb te doen toen ik jong was. Spijt over dromen die ik heb nagejaagd en doelen die ik niet bereikt heb. Ook jij zult dit meemaken, want je lijkt veel op mij. Je zegt niet veel, maar ik zie het soms aan hoe je kijkt. Aan die frons, die je soms hebt, en die ik ook heb, en mijn moeder, haar vader en zijn vader.

Maar het is niet nodig om spijt te hebben, lieve Eus. Niet van wat je doet en niet van wat je laat. Het loopt zoals het loopt, en dat is goed. Ook als ik weg ben zal ik er nog zijn. In jou, mijn jongen. En in je vader en alle anderen die mij liefhebben. Ik hoop, neen, ik weet dat je aan me zult denken, later.

Ik hou van je Eus. Met al mijn hart en ziel. En al mijn liefde zit ook in jou, Eus. Vergeet dat nimmer. Mama.'

Met betraande ogen legt Datzelaar het schriftje weg. Mama heeft gelijk, denkt hij. Zoals ze altijd gelijk had. Het is goed zo. En toch heeft hij van één ding spijt. Dat hij zesentwintig jaar gewacht heeft met het openen van de doos met haar spullen.

woensdag 25 mei 2011

Grijs

Datzelaar kijkt om zich heen. Diep van binnen vervloekt hij Twan. 'Leuk, echt iets voor jou', had Twan gezegd. 'Even een traininkje geven. Beetje marketing. Beetje Kotler, beetje Porter, beetje Treacy en Wiersema. Eitje. Snel verdiend'. Het leek hem wel wat. Hij is er wel goed in.

Maar nu hij er staat valt het tegen. Vies tegen zelfs. Vermoeide hoofden. Alles is hier grijs. Het lokaaltje. De koffie. De deelnemers. De meesten weten zich geen raad meer. In deze neergaande markt. Ooit begonnen als zelfstandige. Lekker makkelijk en geen gezeur. Werk was er zat. Goedbetaald ook. Ze zijn cracks in hun vak. De top. En wie heeft er nou een baas nodig als je het zelf kunt regelen. Maar ze komen er inmiddels achter dat dat toch wel tegenvalt. Dat werk regelen óók werk is. Dat moet je liggen. Moet je leuk vinden. Moet je kunnen.

Ze kijken al de hele ochtend hoopvol naar hem op. Alsof hij iets anders gaat vertellen dan de realiteit. Ze willen horen dat er wél werk is. Dat het wél voor het oprapen ligt. Dat hun klanten wél op hen wachten. Met open armen.

Gelukkig staat hij er niet alleen. Flip is ook mee. De eeuwige optimist. Vond het wel lachen. Even iets anders dan relatiebeheer. Als de pauze om is fluistert Flip hem toe: 'Erg hè, Datzelaar. Maar weet je, zolang zij nog bestaan hebben wij wel een toekomst'.  Hij klapt in zijn handen. 'Kom, heren, we gaan verder'.

dinsdag 24 mei 2011

One love

Tja, denkt Datzelaar. Alleen is ook maar alleen. Maar hoe het dan verder moet weet hij ook niet direct. Dat Tineke weg is vindt hij wel fijn, ergens, maar het is wel stil in huis. Hij zou niet meer verder met haar kunnen. Niet willen ook. Maar alleen blijven is ook niet erg aantrekkelijk. Hij was ook boos. Omdat ze een ander had. Erbij. Naast hem. En toch, ergens houdt hij nog steeds van haar. Een heel klein beetje. Ze is toch de moeder van Eline. Die is van hun samen. Dat bindt.

Raar eigenlijk, denkt Datzelaar. Vroeger geloofde hij in liefde voor altijd. Eén liefde. De ware. En dacht dat hij die in Tineke gevonden had. Naïef. En nu weet hij niet meer wat hij gelooft. Tineke is weg, maar hij houdt dus wel van haar. En ook van Daphne. Misschien. Waarschijnlijk. Het zou hem niet verbazen. En vast ook wel van Eva. Al heeft hij nog steeds niet teruggemaild.

Misschien is het wel onzin, besluit Datzelaar. Eén liefde, voor altijd. Kun je best van meer vrouwen tegelijk houden. Is het allemaal maar bedacht uit praktische overwegingen. Is het helemaal niet zo logisch.

Datzelaar zucht. Schenkt nog een glas wijn in. Hoe het ook zij, het lost niets op. Hij heeft geen vrouw en geen vriendin en voelt zich verdomd eenzaam. Vandaag. En morgen waarschijnlijk ook.

maandag 23 mei 2011

Pitch

Het zal nooit zijn favoriete bezigheid worden, bedenkt Datzelaar. Pitchen. Vroeger heette dat een verkooppraatje houden, maar nu dus pitchen. Engels. Irritant, maar kort. En krachtig. Net als een pitch zou moeten zijn.

Datzelaar is er niet zo goed in. Of eigenlijk valt dat wel mee, maar hij vindt er niets aan. Het hele verkoopgedoe vindt hij vervelend. Hij is meer een mensenmens. Voert liever een gesprek over wie hij is dan over wat hij kan.

Op netwerkborrels heeft hij inmiddels een trucje daarvoor. Dat eigenlijk altijd wel werkt. Hij spreekt mensen aan die zich er duidelijk nog minder thuis voelen dan hijzelf. Succes gegarandeerd. Het onderwerp is er ook al. En daar komen vaak goeie contacten uit voort. En werk. Omdat je toch op één lijn wilt zitten met je klanten, denkt Datzelaar. 'Eerst de vent, dan de tent'. Een cliché, maar niet voor niets.

Maar die-hard verkopen, nee. Push-selling. Hij kan het niet. Niet geloofwaardig in ieder geval. Datzelaar denkt aan Alec Baldwin. In 'Glengarry Glenn Ross'. Met zijn Brass Balls. Datzelaar heeft ze niet. Verkoopgewijs. Zacht plastic, misschien. Flexibel en duurzaam, vindt Datzelaar tevreden.

zondag 22 mei 2011

Inspiratie

Datzelaar kijkt naar de prullenmand. Vol proppen, inmiddels. Het nieuwe blauwe schriftje ziet er al niet meer uit. De helft van de bladzijden heeft hij eruit gescheurd. Ontevreden over het resultaat. Soms al na drie letters. Idioot eigenlijk. Kunstenaars hebben dat ook. Soms. Bang voor de leegte van het doek. De eerste streep. Dat die niet klopt. En dus alles niet.

Maar ja, denkt Datzelaar, die zíjn tenminste al kunstenaar. Hij heeft nog niets zinnigs opgeschreven. Het telefoontje van Daphne was fijn. Even praten met iemand. Net nu. Hij vertelde over het schriftje van mama. Ze vroeg of hij ook schreef. Datzelaar zei nee, maar het leek hem wel een goed plan. Als mama zo mooi kon schrijven kan hij dat toch ook? Kwestie van DNA, lijkt Datzelaar.

Maar hoe dan ook, het wil niet zo lukken. Hij wil teveel in één keer, lijkt het wel. Of hij weet wat hij wil, maar krijgt het niet op papier. Of andere gedachten verdringen zijn eerste ingeving. Uiteindelijk besluit hij om er maar mee te stoppen. Schrijven is niet voor hem weggelegd. Vandaag niet.

Datzelaar zet koffie en kijkt uit het raam. Zijn vingers spelen met de pen, maar hij merkt het niet. Ziet niets. Zijn hoofd is ergens anders. Bij mama. Bij Daphne. Als Datzelaar een slok wil nemen merkt hij dat zijn koffie koud is. Hij staat op om nog vers in te schenken. Dan valt zijn oog op het papier. Hij leest wat hij opgeschreven heeft. Onbewust.

'onbekende
ik hoor  
of 
zie

niets  
en 
niemand

wie
waar
wanneer

toch -
je bent
vertrouwd

altijd ergens 
dichtbij
hier en nu 

in mij '

Dat is in ieder geval iets, denkt Datzelaar. Hij neemt een slok koffie. Koud.

zaterdag 21 mei 2011

Telefoon

Al urenlang slaat Datzelaar de bladzijden om. Sommige stukken heeft hij inmiddels wel tien keer gelezen. Zo mooi vindt hij ze. Of ontroerend. Eerst met het gevoel dat hij iets stiekems deed. Dat hij het dagboek van iemand anders las. Zonder te vragen. Maar het staat er echt: 'Voor mijn lieve Eus'. Hij dus. Eugène Datzelaar. Dus mag het.

Mama was de enige die hem Eus mocht noemen. Haar Eusje. Hij vond het fijn toen ze er nog was. Hield zielsveel van haar. Datzelaar kan zich eigenlijk niet herinneren dat ze ooit ruzie hadden. De paar keer dat ze boos op hem was had ze groot gelijk, vindt hij. Vond hij toen ook al, eigenlijk.

Datzelaar vond Eus altijd een rotnaam. Niet dat Eugène nou zoveel beter was, maar toch. Dat had nog iets sjieks. Maar als mama hem Eus noemde klonk het anders. Kwam er muziek in die drie letters. Belletjes. Warmte. Een zonnetje, alleen voor hem. Speciáál voor hem. Toen ze dood was liet hij hem vallen. Zijn hele voornaam. Datzelaar was meer dan genoeg.

Hij bladert verder. Het is alsof mama de regels zelf voorleest. Alsof hij met haar praat. Op schoot. Veilig. Eerst hoort hij dan ook niet dat zijn telefoon gaat. Gelukkig kan hij hem nog net oppakken voor hij naar de voicemail schiet. Op het schermpje ziet hij een nummer dat hij niet kent.

'Hallo?', zegt Datzelaar. 'Met Daphne', zegt een een stem die hij niet kent. Een vrouwenstem. Warm. Lief ook, vindt Datzelaar. Een beetje zoals mama, denkt hij. Al zal hij dat zelf wel bedenken. Gek eigenlijk, denkt Datzelaar. Hij heeft haar veel gesproken, maar nog nooit gehoord. En net nú belt ze. De lieverd. Alsof ze het aanvoelt.

Hij schraapt zijn keel. Die is droog. 'Met Datzelaar', zegt hij. Hij aarzelt even. Dan vult hij zachtjes aan: 'Of zeg jij eigenlijk maar Eus'.

vrijdag 20 mei 2011

Schriftje

Met trillende handen opent Datzelaar de doos. Hij staat al jaren op zolder, maar hij kon het nooit. Te dichtbij. Ook na al die jaren. De spullen van mama. Ze ging dood toen hij veertien was. Ineens. Drie dagen ziek en poef. Weg. Hij is nu net zo oud als zij destijds. Het is tijd, voelt Datzelaar.

Als de doos op tafel staat bekijkt hij hem eerst. Het is toch een soort kadootje. Het plakband dat de doos dicht moest houden is vergaan. Celluloid, denkt Datzelaar, al heeft hij dat maar één of twee keer echt gezien. Als je het aanraakt verkruimelt het. De lijm heeft gele sporen achtergelaten op de doos van dik karton.

Voorzichtig opent Datzelaar de klep. Bovenop ligt een foto. Van een kleine Datzelaar. Bij mama op schoot. Papa ernaast. Niet pa. Nee, zijn echte vader. Ze lachen. Een gelukkig gezin. Toen nog wel. Onder de foto liggen wat oude rekeningen. Het huurcontract van hun kleine huisje. Een brief van de notaris. De doktersrekening. Wel betaald, maar waarom eigenlijk. 'No cure, no pay' was beter geweest, denkt Datzelaar. Beroepsdeformatie.

En dan ziet hij het schriftje. Ongeveer een centimeter dik. Rood, met donkere vlekken. Een gelig etiket. Mama's handschrift. Als hij leest wat er staat verstijft Datzelaar. Hij huilt, maar merkt het niet. Alles komt terug. Alles wat hij zo zorgvuldig weggestopt had. Alle verdriet. En pijn. En vreugde. De vakantiedagen aan de kust. Het kleine huisje met de kippen. De gedachten vechten om zijn aandacht, maar steeds als er één gaat winnen komt er een nieuwe binnen.

Alles door dat ene woordje. Die drie letters. Die hij nooit meer zou gebruiken. Hij heeft ze zesentwintig jaar niet meer gezien. Of gehoord. Als hij een beetje bijgekomen is leest hij het etiket opnieuw. En opnieuw. En nog eens.

Het staat er echt. In mama's handschrift. 'Voor mijn lieve Eus'. Eus. Zijn voornaam.

donderdag 19 mei 2011

Sport

Dat mailtje van Eva, daar moet hij ook wat mee, vindt Datzelaar. Eerst eens wat aan zijn conditie doen. En zijn fysiek, als hij een beetje knap voor de dag wil komen. Sinds Tineke vertrokken is is hij flink aangekomen. Al die kant-en-klaar maaltijden. Met een zweem van gezondheid, maar vol suiker en conserveermiddelen. En zijn bezoekjes aan de chinees helpen vast ook niet. Een kilo of tien eraf zou niet gek zijn. Of twintig, concludeert hij, als hij op de weegschaal stapt.

Beter eten dus. Minder snoepen. Zelf koken. Al is dat niet gezellig alleen. En meer sporten, besluit Datzelaar, terwijl hij koffie inschenkt. Hij vraagt zich af wat hij leuk vindt. Fitness heeft hij een tijdje gedaan, maar vindt hij niets. Met de auto naar de sportschool. En daar dan wandelen. Op een loopband. Terwijl je op TV ziet hoe mooi het buiten is. Maar eigenlijk vindt hij het vooral veel te confronterend. Al die strakke lichamen om zich heen. Hij voelt zich dan altijd een pratend puddinkje.

Liever iets competitiefs. Geen teamsport, teveel gedoe. Trainingen enzo. Uitwedstrijden. Maar tennis of squash vindt hij wel leuk. Lekker rammen. Als hij Flip en Twan ziet moet hij eens vragen of die dat ook leuk vinden. Maar goed, dat kan nog wel even duren, dus nu alvast beginnen is niet gek. Op de fiets naar zijn werk is een mooi begin, besluit Datzelaar. Twintig minuten heen, twintig minuten terug. Toch dik een half uur beweging. Opgewekt besluit hij dat zijn nieuwe leven vandaag begint.

Op weg naar de berging voelt Datzelaar de eerste druppels al. Net nu. Terwijl hij in pak moet. Afspraak. Zijn fiets staat er maar zielig bij, met zijn lege bandjes. Lang niet gebruikt, natuurlijk. Eigenlijk is het ook al te laat, ziet Datzelaar. Dat wordt vanavond weer overwerken. Vandaag de auto dan nog maar. Zo kan hij op de terugweg nog net langs de chinees. Op de fiets redt hij dat nooit. Althans, niet op tijd. Met zijn conditie.

Nou ja, gezond leven kan morgen ook nog, denkt Datzelaar, terwijl hij de auto start.

woensdag 18 mei 2011

Big mind

Datzelaar snapt het niet. Hoe het komt dat hij zich beter gaat voelen als hij accepteert dat het slecht gaat. Omgekeerd werkt het niet zo. Als hij accepteert dat het goed gaat voelt hij zich niet slechter. Pas als hij blij wordt omdat het goed gaat, gaat het slechter. Toch bang om dat blije gevoel weer te verliezen. Wonderlijk, vindt Datzelaar.

Ergens is er altijd wel rust. Op de achtergrond. Maar soms niet. Dan wordt Datzelaars wereldje kleiner, zijn perceptie. Bekijkt hij de wereld vanuit kikkerperspectief. En soms lukt het om er bovenuit te stijgen. Als een vogel. In Zen gaat het over Big Mind en Small Mind. Big Mind, de natuurlijke staat van je geest. Altijd rustig, altijd kalm. En Small Mind, geconditioneerd. Door ervaring en opvoeding. De ene keer blij, de andere keer verdrietig.

Small Mind is nogal een schreeuwerd, denkt Datzelaar. Terugschreeuwen helpt niet, dan wordt het alleen maar ruzie. Als je Small Mind laat gaan wordt hij vanzelf wel weer stil. Eigenlijk wel ironisch, vindt Datzelaar. Hoe groter de gedachte, des te Smaller de Mind.

dinsdag 17 mei 2011

Energie

'Je mag ook altijd bellen, hoor', typt Datzelaar op zijn chatscherm. Daphne vindt dat OK. En omgekeerd. Raar eigenlijk, denkt Datzelaar. Hij heeft haar nooit zijn telefoonnummer gegeven. Maar ook dat het online nog geen minuut kost om het te vinden. Zij weet dat ook. En waarschijnlijk belt ze toch niet. Niet meer nodig, tegenwoordig.

Het gemak van internet verbaast hem elke keer weer. Het maakt hem ook lui. Omdat alles er online is, doet hij geen moeite om dingen thuis te bewaren. In mapjes. En boekjes. Alles staat online. Maar steeds vaker vraagt Datzelaar zich af wat de prijs van dat gemak is.

Een Google data centre, een digitaal pakhuis met bits en bytes, gebruikt net zoveel energie als een stad als Amstelveen, heeft hij weleens gelezen. En energie wordt steeds duurder, weet hij. Olie en kolen raken ooit op. Wetenschappers worden het er meer en meer over eens: dat kan weleens sneller zijn dan we denken. Een eind aan ons comfort. Doordat energie te duur wordt. Of door andere ongemakken. Klimaatverschuivingen. Mislukte oogsten. Datzelaar weet niet wie er gelijk heeft, maar alles verandert, en sneller dan we denken, voelt hij.

Google voelt dat ook. Die gaan over op wind. Maar wat als Datzelaar niet kan overschakelen? Fijn dat Google blijft draaien, maar zonder gebruikers helpt dat niets. Datzelaar weet het ook niet. Alleen erover nadenken kost hem al energie.

Datzelaar schenkt een kop koffie in en pakt een pen. En een opschrijfboekje. En zijn laptop. Eens opzoeken of Daphne eigenlijk een telefoonnummer heeft. Je weet maar nooit, tenslotte. Of zou zijn telefoon dan ook niet meer werken?

maandag 16 mei 2011

Management

Interessant artikel. Vindt Datzelaar. Hij vraag zichzelf vaak af hoe dit goed kan blijven gaan? De ene helft van Nederland die de andere helft adviseert. En daar dikke rekeningen voor uitschrijft. Hij leeft er zelf ook van. Maar bij de gratie waarvan? Besluiteloosheid? Zou niet best zijn. Onkunde? Nog erger. Eigenlijk is capaciteitsgebrek de enige goede reden, vindt Dazelaar. Handjes tekort en dus inhuren. En waar komt dat geld eigenlijk vandaan? Rondpompen van centjes, daar komt het op neer.

Net als de schrijver gelooft Datzelaar er niet zo erg meer in. De 'Kenniseconomie'. 'Studeren, goed voor je toekomst'. Zelf heeft hij altijd ook wat gedáán. Niet alleen verteld hoe het moest, maar ook meegewerkt. Toen Datzelaar vijftien jaar was zeiden zijn ouders dat hij vanaf nu maar moest gaan werken voor geld. Krantenwijken, fabriekswerk. Studie zelf betaald. Dat motiveert. Zelf iets afmaken, dat geeft ook voldoening. Iets maken, dat levert meerwaarde op. En dus geld. Een boer. Of een timmerman.

Hij vraagt zich af of hij uniek is. Veel collega's klagen over 'de markt'. 'Het gaat niet meer zo goed'. 'Er zijn geen adviesklussen meer'. Natuurlijk merkt Datzelaar ook dat het moeilijker is. Maar onmogelijk? Dat vast niet.

Proactief handelen, zelf verantwoordelijkheid nemen en dingen oplossen voor zijn klanten, dat is wat Datzelaar het liefste doet. En als het niet goed uitpakt wordt hij er graag op afgerekend. Had hij het maar beter moeten doen.

Maar goed, de praktijk is soms ook anders, denkt Datzelaar. Hij neemt een kop koffie en gaat aan het werk. Een beleidsnota, vandaag. Opschrijven hoe anderen het moeten doen.

zondag 15 mei 2011

Kadootje

Datzelaar zit nog steeds niet lekker in z'n vel. Al een paar dagen voelt hij zich rot. Opgejaagd. Alsof hij iets moet doen. Hij voelt zich ellendig en weet niet waarom. Vreemd. Als hij zijn leven overziet is hij best tevreden. Als Datzelaar een cijfer moest geven werd het een 7. Misschien wel een 8. En toch wilde hij dat het anders was. Dat hij iemand anders was. Hij wil gewoon gelukkig zijn. Wat dat dan ook is. Hij stelt zich voor dat je dan in ieder geval níet ongelukkig bent.

Hoe meer Datzelaar erover nadenkt, des te meer koppijn krijgt hij. Een wandelingetje dan maar. Het is lekker weer. Dat is mooi. Al kan hij er niet van genieten. Hij blijft verdrietig. De treurige gedachten vechten om z'n aandacht. Misschien is dit het dan, voor vandaag, besluit Datzelaar uiteindelijk. Het is gewoon zijn dag niet. Een rotdag. Een dag om te doorstaan en morgen ziet hij wel verder. Het is wat het is en hij doet het er zo maar even mee.

Thuis pakt hij een boekje. Met daarin 'Time waits for no man' van Alice Morse Earle. Niet briljant, wel grappig. En misschien wel waar. Verbaasd merkt Datzelaar dat hij inmiddels weer vrolijk is.

zaterdag 14 mei 2011

Snel

Daar gaan we weer, denkt Datzelaar. Hij had zich er op verheugd. Ze hadden afgesproken. Morgen. Maanden geleden al, maar ze kan niet. Zegt ze. Te druk. Of ze doet druk. Hij weet het niet. Hij kan haar niet goed peilen. Het is al eerder gebeurd, en toch is elke keer weer een verrassing. 'Maar dan spreken we snel iets anders af, OK?', zegt ze. Datzelaar weet dat het geen zin heeft om een datum voor te stellen. Dat ontwijkt ze toch.

Hij wordt er chagrijnig van. Valse hoop verpakt in lege zinnetjes. 'We bellen'. 'Ik zie je snel'. 'We houden contact'. Die later net zo betekenisloos zijn als hun afspraak van morgen. Waarom doen we dat eigenlijk, denkt Datzelaar. Troost? Beleefdheid? Etiquette? Schiet hem maar lek. Het komt alleen maar harder aan. Je afspraak niet nakomen. En dat goedmaken met een valse belofte. Maar misschien is het voor haar wel echt, denkt Datzelaar. Heeft ze het niet eens door. Voelt ze het echt zo.

'OK', zegt Datzelaar. Hij probeert opgewekt te klinken, maar hoort dat hij zucht. 'Ik hoor het wel. Tot snel'.

vrijdag 13 mei 2011

Spijt

'Is het erg om soms ergens spijt van te hebben?', vroeg ze. Datzelaar weet het niet. Als je de dingen weloverwogen doet, kun je eigenlijk geen spijt hebben, vindt hij. Het resultaat kan natuurlijk tegenvallen. Maar heb je dan spijt? Hij denkt van niet. Beslissingen die je neemt neem je naar beste weten. Binnen een context. Die je misschien niet helemaal kent. Soms moet je snel beslissen. En zie je iets over het hoofd. Maar dat is dan het gevolg van de context.

Hij denkt terug aan zijn huwelijk. Tineke. Die nu weg is. Met een ander. Heeft hij spijt dat ze getrouwd zijn? Niet echt. Hij heeft wel een fantastische dochter. Spijt dat ze uit elkaar zijn? Ook niet echt. Het is wel goed zo. Maar nu hij zo nadenkt heeft hij weleens dingen gezegd die Tineke hebben gekwetst. En omgekeerd. Dat vindt hij jammer. Maar dat heeft hij nooit tegen haar gezegd.

Misschien is dat het wel, denkt Datzelaar. Spijt hebben is niet erg, misschien wel goed, zelfs. Als je het maar zegt. Anders zit het maar in de weg.

woensdag 11 mei 2011

Willen

Vandaag is het weer zo'n dag. Mooi weer, lekker rustig. Vogeltjes fluiten. Datzelaar zou blij moeten zijn. Maar is het niet. Hij voelde het al aankomen. Soms heeft hij dat. Dat zijn hoofd maar door blijft gaan. Iets anders wil. Meer. Minder. Beter. Of juist dat alles hetzelfde blijft. Terwijl je weet dat dat niet kan. Eigenlijk wil Datzelaar vandaag gewoon genieten, maar het lukt hem niet.

Spiritualisten zeggen dat dat de tragiek is van de mens. Niet kunnen omgaan met de veranderlijkheid der dingen. En altijd iets willen. Om zichzelf te bevestigen. Dat je pas echt gelukkig wordt als je ophoudt met willen. Gewoon bent met wat er is. Niet eens blij ermee, want dan wil je weer dat het zo blijft. En wil je dus toch weer iets.

Maar ja, hoe doe je dat, denkt Datzelaar.  Er gewoon zijn. Hij zou willen dat hij het wist.

dinsdag 10 mei 2011

Vlieg

Het gezoem wordt nu echt irritant. Achter de lamellen zit een vlieg. Een hele dikke. Vannacht heeft hij Datzelaar wakker gehouden. Nu zoemt hij nog. Weg moet hij. Het huis uit.

Maar hoe? Datzelaar heeft moeite met beestjes doodmaken. Zelfs ongedierte. Want wie is eigenlijk de indringer? De insectjes of hij zelf? Raar eigenlijk. Hij is geen vegetariër. Niet tegen jagen. Als het maar voor consumptie is. Dat dient een doel. Maar zomaar een beestje doodmaken dat kan Datzelaar niet. De beestjes hebben er tenslotte ook niet om gevraagd dat zijn huis daar toevallig staat.

Meestal vangt hij ze en zet ze dan buiten. Soms met een afscheidsgroet. Spinnen bijvoorbeeld. Die waardeert hij wel. Knappen het vuile werk op. Muggen vangen. En vliegen. Maar ja, waar zijn ze als je ze nodig hebt, denkt Datzelaar.

Datzelaar besluit om de vlieg ook maar naar buiten te brengen. De vlieg onder een limonadeglas. Tegen het venster. Klaar is Kees. Ansichtkaartje eronder en hij hij kan vervoerd worden. Zou je zeggen. Het blijkt niet zo makkelijk. Vliegen zijn snel, onvoorspelbaar en zien alles.

Eindelijk zit de vlieg stil. Voor zijn neus. Datzelaar knalt het limonadeglas tegen het venster. Een dof plofje. Geen scherpe tik. Geen vlieg onder het glas. Verbaasd kijkt Datzelaar waar de vlieg dan is. Hij heeft hem wel te pakken. Maar niet zoals hij wilde. De vlieg zit onder de rand. Koppie buiten, achterlijf binnen. Stuk. De pootjes bewegen nog een beetje.

Datzelaar begraaft hem in de tuin. 'Dag vlieg, rust in vrede', mompelt hij verdrietig. 'Maar ik bedoelde het goed hoor', voegt hij er berouwvol aan toe.

maandag 9 mei 2011

Chat

Internet. Een mooi fenomeen, vindt Datzelaar, terwijl hij zijn computer opstart. Hij maakt er veel gebruik van. Voor films. Muziek. Informatie. Geen krant meer, dat is ook prettig. Die grote pagina's. Al zijn die tegenwoordig op tabloidformaat. Iets handzamer, maar nog steeds onhandig.

Het fijnst vindt Datzelaar sociale netwerken. De een voor informatie. Een ander als adresboek. Dat zichzelf bijhoudt! Al vraagt hij zich wel af hoe dat nou gaat als mensen doodgaan. Sluiten de nabestaanden dan hun facebook? En wat nou als die niet weten dat de dode er een had? Voor zover hij weet heeft het hiernamaals nog geen internet. Maar goed, techniek staat voor niets, dus wie weet.

Het levert soms rare situaties op. Vooral bij chats. Als Datzelaar iemand groet. Omdat hij dat leuk vindt. Of iets grappigs wil delen. Soms komt er dan geen reactie. Of de aangesprokene verdwijnt ineens. In het begin dacht hij dan dat hij iets verkeerds gezegd had. Maar het kan aan van alles liggen. Synchronisatie. Slechte verbinding. Even in een ander scherm bezig. Komt even niet uit. Of toch toch iets verkeerds gezegd, je weet het niet.

Een chat beginnen voelt ook raar, vindt Datzelaar. Een schreeuw om aandacht. Of het nou uitkomt of niet. Bij een telefoon heeft de ander nog de keuze: opnemen of niet. Maar bij een chat ben je er gewoon. 'Plop'. Zo op het scherm. Hij maakt zich er niet meer druk over als iemand niet reageert. Al went het nooit.

Hij ziet dat Daphne online is. 'Hoi Dafdepaf', tikt hij. Iets te baldadig misschien. 'Alles goed?'. En weg is ze. Datzelaar zucht. Dat dus.

zondag 8 mei 2011

Zondag

Hehe, denkt Datzelaar. Zondag. Lekker. Even nietsdoen. Hij heeft het wel verdiend. De hele week druk geweest. Dingetjes. Werk. Telefoontjes. Met een kopje koffie bedenkt hij wat hij gaat doen. Toen Eline klein was gingen hij en Tineke vaak op zondag met haar wandelen. In het park. Of op de hei. Of iets anders leuks. Was altijd gezellig. Maar ja, Tineke is weg en Eline woont niet echt om de hoek.

Flip maar bellen dan. Misschien een biertje in het park. Beetje hangen. Flip heeft geen tijd. Hij zit in Zuid-Limburg. Twan kan ook niet. Hij heeft al een dubbele afspraak en weet niet hoe hij dat recht gaat breien. Dan toch Eline maar. Datzelaar heeft wel zin om iets samen met haar te doen. En zó ver is het nou ook weer niet, besluit Datzelaar.

Hij toetst haar nummer in en wacht. Eén keer, twee keer gaat de telefoon over. 'Ja?', zegt Tineke aan de andere kant van de lijn. 'Mag ik Eline?', vraagt Datzelaar kortaf. 'Dit is toch haar nummer?'. 'Hoi pap', hoort hij even later. Datzelaar vraagt of ze meegaat. Iets leuks doen. Bos, filmpje, whatever.

Verbaasd zegt ze: 'Maar páp, het is móederdag!'.

zaterdag 7 mei 2011

'U'

'Gaat u maar voor hoor, mijnheer', zegt het meisje. Het 'u' zet hem in één keer op zijn plek. In het nu. Toen ze de lift instapte schatte hij haar niet zoveel jonger dan zichzelf. Inschattingsfout, denkt Datzelaar. Alweer.

Het gebeurt hem helaas steeds vaker. Dat mensen 'u' tegen hem zeggen. Mensen van een leeftijd waar hij zichzelf in gedachten nog steeds bij rekent. Maar zijn generatie zegt liever 'je' tegen iedereen. Oud of jong, maakt niet uit. Gelijkheid, weetjewel. Even levelen.

Datzelaar twijfelt wat hij moet zeggen. Misschien is 'u' wel in tegenwoordig. Spreek je elkaar nu zo aan. Je schudt tegenwoordig ook weer een hand, zag hij laatst. Dat zal het zijn.

Opgelucht recht hij zijn rug. Blij dat hij nog meetelt. Vastberaden zegt hij: 'Dankuwel, mevrouw'. Het meisje doet zichtbaar moeite om niet te lachen. Als hij wegloopt proest haar vriendin het uit.

Diepvries

'Ach, doe toch niet zo moeilijk', zegt Twan. 'Sex is sex, dus zeur niet zo', terwijl hij een SMS-je tikt aan zijn nieuwste scharrel. Nicolien is thuis. Met hun kinderen. Twan vindt dat dat kan. Dat dat móet, zelfs. Dat houdt zijn huwelijk in stand, zegt hij. Als thuis de koelkast leeg is, dan moet je naar de supermarkt. Een rare vergelijking, vindt Datzelaar.

Maar hoe het dan wel zit, dat weet Datzelaar even niet meer. Hij is een romanticus. Vond altijd dat er een verband is tussen liefde en sex. Geen sex als kant en klaarproduct. Liefde als basis, sex als resultaat. Ook toen tussen hem en Tineke steeds killer werd. Er geen sex meer was, geen intimiteit. Zelfs geen knuffel. Hoewel, voor Tineke wel, al bleek dat pas later. Maar niet met Datzelaar.

Twan ziet er wel gelukkig uit. Nicolien ook niet ongelukkig. Maar Datzelaar voelt zich helemaal niet zo prettig. En Tineke is weg. Misschien heeft Twan wel gelijk, denkt Datzelaar. Misschien is diepvries best gezond.

donderdag 5 mei 2011

Rommeltje

Als Datzelaar zijn biertje op heeft zoekt hij naar een vuilnisbak. Tevergeefs. Hij had ook eigenlijk niet anders verwacht. Het is tenslotte bevrijdingsdag. Best gezellig, trouwens. Leuke muziek, gezellige mensen en ook nog mooi weer. Toch bekruipt hem altijd een gevoel van schaamte op zulke dagen. Vanwege de rommel.

De bergen troep aan het eind van de dag. Nederland onder een halve meter bekertjes. Niemand die zich er druk om maakt. Of zich er verantwoordelijk voor voelt. De Telegraaf die in chocoladeletters kopt dat de schoonmaakploegen dit jaar wel dríe dagen nodig hebben gehad om alles weer op te ruimen. Het klinkt bijna trots.

Hij kan daar niet tegen. Wordt er een beetje verdrietig van. De prijs van het feestje is dus drie dagen schoonmaken. Zooi. Rommel. Als iedereen zijn eigen bekertje gewoon weggooit is er niet één schoonmaakploeg nodig. Op wintersport heeft hij dat ook. Rommel op de piste. Hij raapt het altijd op. Het zal vast niet de wereld redden, maar alle beetjes helpen, tenslotte.

Datzelaar stopt het bekertje in zijn broekzak. En nog drie, die hij van de grond opraapt. Die gooit hij thuis wel weg. Naast hem braakt iemand. Naast een vuilnisbak. Vol.

woensdag 4 mei 2011

Dodenherdenking

Datzelaar is een beetje neerslachtig. Het is 4 mei. Dodenherdenking. Hij is er niet gek op. Vlaggen halfstok. Somber gedoe. Parades. Ingewikkeld doen over mensen die er niet meer zijn. De oorspronkelijke gedachte vindt hij wel sympathiek. Even stilstaan bij hen die hun leven gegeven hebben voor onze vrijheid. Naïef misschien, destijds, als je ziet wat er van die vrijheid geworden is.

Een maatschappij waar reclame de baas is. Waarin je aanzien bepaald wordt door je auto. Of je huis. Of je spijkerbroek. In elkaar gezet door Filipijnse kinderen. Een maatschappij die je raar aankijkt als je gewoon 'hallo' zegt. Alsof je iemand net uitgescholden hebt. Waarin elkaar helpen een uitzondering is. Datzelaar vraagt zich af of Operation Overlord -met de wijsheid van nu- ook zou zijn uitgevoerd. De bevrijding van Europa die schijnbaar niemand zich herinnert.

Datzelaar vraagt zich ook af wat de doden er eigenlijk nog aan hebben. Hij denkt liever aan de levenden. Of ze het nou nodig hebben of niet. Maar goed. 'Leven is sterven', zei een wijs man. Misschien is het dus wel hetzelfde, sombert Datzelaar verder. Op naar bevrijdingsdag.

dinsdag 3 mei 2011

Verjaardag

Het is 3 mei vandaag. Datzelaar heeft het druk. Druk met dingetjes. Van die dingetjes die zo gedaan zijn, als je erover nadenkt. Maar veel tijd in beslag nemen als je ze doet. Lampje ophangen. Plantjes verpotten. Boodschappen doen. Dat soort van dingetjes. Dingetjes waar je niet altijd je volle aandacht bij nodig hebt.

Tussen de dingetjes door spookt 3 mei steeds door het hoofd van Datzelaar. Wat was daar ook al weer mee? 's Avonds weet Datzelaar het opeens. 3 mei is de verjaardag van Anke. Anke, die hij al 22 jaar niet meer gezien heeft. Hij is een paar jaar verliefd op haar geweest toen hij nog op school zat. Maar het werd nooit iets. Gelukkig maar, vindt Datzelaar.

In een bui van oneindige goedheid besluit hij haar een berichtje te sturen. '3 mei. Ik vroeg me de hele dag af wat daar ook alweer mee was. Maar jij bent toch jarig vandaag? In dat geval, gefeliciteerd. Als je jong & verliefd bent laat dat sporen in je geheugen achter kennelijk... tot 22 jaar later, hahaha.'

Over die laatste zin twijfelt hij. Maar ach, we zijn inmiddels allemaal volwassen, denkt Datzelaar. Het is goed bedoeld. Geen bijbedoelingen. Recht uit het hart. Maar goed, hij kent Anke een beetje. Omdat hij toch een beetje twijfelt of dit goed aankomt voegt hij eraan toe: 'En als je niet jarig bent vandaag, dan hoop ik toch dat je een leuke dag hebt gehad! Datzelaar'. Dat moet het maar zijn. Hij drukt op send.

Vijf dagen later krijgt hij een SMS terug. 'Ja. Ik was inderdaad jarig.', zegt het berichtje. Verder niets.

maandag 2 mei 2011

Parijs

Het is warm. Een graad of 35. Nu al, en het is nog niet eens mei. Datzelaar was hier liever niet naartoe gegaan, maar Twan had een projectje in Parijs. Iets met een fotoshoot. Hij moet plaatjes aanleveren. Datzelaar spreekt een heel klein beetje Frans. Opgedaan tijdens het liften. Vroeger. Twintig jaar geleden. Volgens Twan dus de aangewezen man voor het project.

Er was maar één draaidag en er wordt voor drie dagen onkosten betaald. Nu hij toch moest heeft Datzelaar er nog twee vrije dagen aan vastgeplakt. Het is alweer even geleden dat hij hier was, tenslotte. Louvre bekeken. Even saai als tien jaar terug. Eifeltoren gezien. Ook niets veranderd. Centre Pompidou. Ooit modern, nu stoffig en verouderd. Daarna in het Bois de Boulogne rondgehangen. Hippies, clochards en gezinnetjes. En tuig. Wel gezellig. Net het Vondelpark.

En nu dus even eten. Laatste avond, dan terug. Zo'n steegje bij de Sacré-Coeur. Kost niet de wereld en is wel lekker. Naast hem zitten Nederlanders. Hij luistert stiekem mee.

'Nee, maar volgens mij zei je het verkeerd', zegt het meisje. Ze steekt een sigaret op. Dat kan hier kennelijk nog, denkt Datzelaar. 'Avoir is toch zijn?', gaat ze door. 'Dus als je zegt 'Vous avez escargots?', dan vraag je eigenlijk 'Bent u een slak?''. 'Oh ja, da's waar', zegt haar vriendje. Hij kijkt niet al te snugger.

'Monsieur?', zegt het vriendelijke meisje. Bestellijstje in de aanslag. 'Est-ce que vous avez des escargots?', zegt Datzelaar. Luid genoeg om te zorgen dat de Nederlanders het horen. 'Douze s'il vous plaît', gaat hij verder. 'Bien sur', zegt het meisje. Ze trippelt weg, naar de keuken.

De Nederlanders gniffelen. 'De sukkel', zegt de jongen. 'Zeker ook een Hollander'. Datzelaar grinnikt. Ze moesten eens weten.

zondag 1 mei 2011

Rituelen

Datzelaar moet er eigenlijk om grinniken. De bejaarde priester met zijn misdienaars. De misdienaars zijn inmiddels ook alweer een jaar of zestig, vijfenzestig. Datzelaar heeft zich gehaast om hier te komen. Gek eigenlijk dat dat zo belangrijk is. De dode heeft alle tijd van de wereld. De nabestaanden vandaag ook. Maar het rouwcentrum waarschijnlijk niet. Dat heeft een strakke planning. Er moet tenslotte geld verdiend worden.

Eén keer heeft hij meegemaakt dat verschillende crematies door elkaar heen liepen. Hilarisch was dat. Drie notabelen. Tegelijk overleden. Honderden, misschien wel duizenden gasten. De ene rouwstoet was nog niet aan de koffie of de andere kwam er al aan. Oververhitte crematoriummedewerkers. Koffie en koek te weinig. Rouwstoeten in de war. Net als het dagschema.

Als Datzelaar de collecte en het bidprentje weigert kijkt de pastoor misprijzend. Datzelaar vindt het getuigen van respect om niet actief mee te doen. Zijn geloof is het immers niet. De misdienaars en de priester vinden het duidelijk disrespect. Misschien zelfs een belediging.

Triest eigenlijk, denkt Datzelaar. De intentie van de meeste geloven is ongeveer hetzelfde. Doe een ander niet aan wat je zelf ook niet zou willen. Of doe juist voor een ander wat je een ander graag voor jou ziet doen. Maar op een of andere manier zijn de rituelen en symbolen belangrijker. Katholieken met hun kruisjes. Reformanten met hun hoedjes. Moslims en Joden met hun rituele slachtingen. Boeddhisten met hun beeldjes en wierook.

Om de priester een lol te doen besluit Datzelaar de hostie dan maar wel aan te nemen. 'Tssss', sist de pastoor.