donderdag 14 juli 2011

Vertraging

Datzelaar is blij. Vandaag ziet hij Daphne weer. Het is alweer een tijd terug dat hij haar sprak. Of sms-te, want dat doen ze meestal. En heel af en toe spreken ze af. In het echt. Zonder echt iets af te spreken. Een soort van geplande toevalligheid, lijkt het wel. Als de agenda's toevallig samenvallen. En toch, zonder iets af te spreken gebeurt er altijd iets. Of niets. Maar dat is ook iets, denkt Datzelaar filosofisch.

Datzelaar realiseert zich ineens hoe belangrijk Daphne voor hem is. Ook al ziet hij haar niet vaak. Op een of andere manier zorgt ze ervoor dat alles een beetje mooier wordt. En vooral dat Datzelaar minder gestresst is. Ze straalt rust uit. En liefde. Niet per se voor hem, daar gaat het ook niet om. Al zou hij dat stiekem best graag willen. Hoopt hij er misschien zelfs een beetje op. Maar hij durft het niet te zeggen, bang dat hij haar kwijt raakt.

Nee, ze heeft liefde voor het leven. En alles wat leeft. Liefde voor iedereen. Vertraging, denkt Datzelaar. Dat is het. Zij vertraagt de tijd. Ze maakt ruimte. Als zij er is ontstaat er tijd en ruimte. En dan zegt ze iets aardigs. Niet om aardig te doen, maar gewoon, omdat ze niet anders kan. Tegen zomaar iemand die dat nodig heeft. Een straatkrantverkoper. Of een kindje. Of tegen hem.

En vandaag is haar tijd alleen voor hem. Zijn hart huppelt ervan. Voor het eerst in jaren kan hij zijn geluk niet op. Het voelt raar. Onwennig. Hij heeft het gevoel dat er vandaag niets verkeerd kan gaan. En dan weet hij het opeens. Dat gevoel heeft hij eerder gehad. Anders, dat wel, maar toch hetzelfde.

Er is een woord voor. Zijn hart slaat over, maar hij spreekt het niet uit. Bang dat het stuk gaat. Eerst maar eens genieten. Kijken hoe de dag loopt...

woensdag 13 juli 2011

Littekens

Het is donker als het vliegtuig de daling inzet. Het is nog vroeg, een uur of zes. Datzelaar is nog wakker. Hij vindt het altijd mooi, die lichtjes van de vroege stad. De patroontjes. De lichte schemering, waardoor je nét de straatjes kan zien. Winkeltjes en autootjes van een modelspoorbaan verraden dat de stad
ontwaakt.

Eerst voelt Datzelaar trots. Trots op het menselijk vernuft. De steden. De techniek. Vliegen zonder eigen vleugels. Warmte zonder vacht. Licht zonder vuur. Trots op wat de mensheid bereikt heeft. Steden. Machines. Beschaving. De monumenten ervoor zijn overal.

Eenmaal uit het vliegtuig stapt hij in de bus. Op weg van Terminal 2 naar Terminal 1 ziet hij de achterkant. De smerige gangen, de pallets, het vuilnis. De vermoeide mannen en vrouwen in blauwe uniformen. De achterkant van de het toneel. Een kijkje in de coulissen. De luxe winkels camoufleren de ellende, het onrecht en de viezigheid. De prijs van het vernuft.

Het duurt nog twee uur voor hij door kan naar Amsterdam. Bij een grote pub bestelt hij een ontbijt -'English, of course'- en een bak slappe koffie. Hij bladert wat door een tijdschrift over luchthavens. Bij een satellietfoto stopt hij onwillekeurig. Zijn gedachten zwerven een uur terug. Niks vernuft, denkt hij. Littekens. We laten littekens achter. Met chirurgische precisie. Als een waanzinnige dokter Frankenstein creëren we onze eigen monsters. Ten koste van alles. En we zijn er nog trots op ook.

Datzelaar neemt een slok van zijn koffie. Zijn gedachten dwalen af naar zijn favoriete film. Een virus dus. Zegt Mr. Smith. Datzelaar kan het alleen maar met hem eens zijn.

maandag 11 juli 2011

Kleur

'Hoi pap', zegt Eline, aan de andere kant van de lijn. Onbewust krullen Datzelaars mondhoeken omhoog. Blij om haar te horen. Het is tenslotte alweer even geleden. De laatste keer was toen ze langs was met Helmut de Hippie, zoals hij hem in gedachten nu noemt. Ze zegt dat het goed met haar gaat. Beetje overbodig, want hij hoort het duidelijk. Zo'n vader-dochter ding, denkt hij. Stiekem is hij daar wel trots op. Dat hij dat wel heeft. En Tineke niet. Hij hoort de belletjes in haar stem. Belletjes van geluk. Zachtjes rinkelend zoals een bamboe windchime.

Middenin het gesprek zegt Eline ineens 'Hé pap, echt gaaf! Een vlinder hier. Op een takje! En nu fladdert hij weg. Dag vlinder!', om daarna gewoon weer door te gaan met haar zin. Het werkt aanstekelijk. Datzelaar weet ineens wat hij mist in zijn leven. Kleur. Het genieten van de gewone dingen. En hij weet ook hoe dat komt. Hij beseft ineens dat hij teveel bezig is met wat er nog moet komen. Of wat er al geweest is. Of met 'wat als' en 'als ik nou maar...'. Eline heeft dat niet. Of veel minder. En daardoor ziet ze kleine dingen wel. Kleine dingen die eigenlijk heel groot zijn. Een vlinder. Een bijtje op een bloem. Een vallend herfstblad.

En terwijl hij dat denkt worden de kleuren die hij om zich heen ziet dieper. Alsof er een polaroidfilter voor zijn ogen schuift. Of een warmfilter. Eigenlijk had hij besloten dat vandaag zijn dag niet was, maar dat kan hij nu niet meer volhouden.

'Eline', zegt hij zachtjes, 'bedankt. Je geeft meer dan je weet'. Eline zwijgt een beetje verbaasd. Een traan van geluk rolt over Datzelaars wang. Een rupsje knaagt zachtjes aan een groen bloemblad.

woensdag 6 juli 2011

Zomerdag

Het is drukkend warm in de stad, maar het is niet erg. Datzelaar heeft een heerlijk ijsje, zit in de schaduw en kijkt mensen. Eén van zijn heimelijke hobbies. Ondanks de warmte is het druk. Uitverkoop en een of ander evenement. Wat voor evenement weet hij niet precies. Er doen in ieder geval een draaiorgel, een reggaeband, Hare Krisjna's en 'De Actiegroep Tegen Autoterreur' aan mee.

Het is duidelijk al later op de dag. Kinderen staan bijna zonder uitzondering in de huilmodus. Gezomerjurkte vrouwen zien er plakkerig en onaantrekkelijk uit. Hij zelf ook, zonder twijfel, weet Datzelaar. Zijn polyester overhemd was de verkeerde keuze. Het kleeft aan zijn lichaam alsof hij onder de douche heeft gestaan. Met zijn kleren aan.

Dan, midden in het gewoel, ziet hij ze ineens staan. Twee mensen in hun eigen wereld. Alleen bezig met elkaar. Hij schat ze een jaar of veertig, vijftig. Altijd lastig, met dit weer, denkt Datzelaar. Zij is de oudste, denkt hij. maar het kan ook andersom zijn. Ze zien er gelukkig uit. Stralen. Zijn volledig op hun gemak. Bijna alsof ze één zijn, denkt Datzelaar. Helemaal in fase. Dat ziet hij. En dat voelt hij. Zij hebben de wereld niet nodig. Zij zíjn de wereld. Het stadscentrum bestaat niet. Of de warmte. Of de plakkerigheid.

Een beetje verdrietig vraagt hij zich af of hij zich weleens zo gevoeld heeft. En bij wie dan. Misschien bij het eerste meisje waar hij verliefd op werd. Lang geleden. Op de middelbare school. Toen hij er niets mee durfde doen. Omdat de jonge Datzelaar dacht dat hij iets te verliezen had. Wat achteraf erg onlogisch was. Ze was al niet de zijne dus hij kon haar ook niet kwijtraken. Of bij zijn eerste vriendinnetje. Misschien. Maar toen was hij zo overmand door hormonen en emoties dat hij niet echt bezig was met wie zij echt was. Of wie hij echt was. Laat staan zij samen.

Met Tineke? Nee, ook niet denkt Datzelaar. Het had gekund. Ze hebben er tegenaan gehangen. Maar ergens van binnen bleven ze allebei eenzaam. Een lege plek, diep in hun ziel. Die plek ontdekte hij pas toen Tineke vertrok. Dacht dat het de leegte was die zij achterliet. Maar nu hij deze twee mensen ziet, bijna één, weet hij dat die leegte er altijd al was. Ook tijdens Tineke.

Als hij naar het stel kijkt wordt hij warm van binnen. Zij hebben het ontdekt. Hoe je jezelf opzij kunt zetten. Zodat ego's het niet winnen van het samenzijn. Of eigenlijk moet daar een spatie tussen, denkt Datzelaar. En een hoofdletter erbij. Samen Zijn.  Hij weet niet hoe het moet. Hij heeft het niet geleerd. Als dat al kan.

De twee mensen voor hem wel. Datzelaar is blij voor ze. En hij hoopt dat hij het ooit ook zal leren. Neemt een laatste lik van zijn ijsje en gooit het hoorntje weg. Tijd om naar huis te gaan.