woensdag 13 juli 2011

Littekens

Het is donker als het vliegtuig de daling inzet. Het is nog vroeg, een uur of zes. Datzelaar is nog wakker. Hij vindt het altijd mooi, die lichtjes van de vroege stad. De patroontjes. De lichte schemering, waardoor je nét de straatjes kan zien. Winkeltjes en autootjes van een modelspoorbaan verraden dat de stad
ontwaakt.

Eerst voelt Datzelaar trots. Trots op het menselijk vernuft. De steden. De techniek. Vliegen zonder eigen vleugels. Warmte zonder vacht. Licht zonder vuur. Trots op wat de mensheid bereikt heeft. Steden. Machines. Beschaving. De monumenten ervoor zijn overal.

Eenmaal uit het vliegtuig stapt hij in de bus. Op weg van Terminal 2 naar Terminal 1 ziet hij de achterkant. De smerige gangen, de pallets, het vuilnis. De vermoeide mannen en vrouwen in blauwe uniformen. De achterkant van de het toneel. Een kijkje in de coulissen. De luxe winkels camoufleren de ellende, het onrecht en de viezigheid. De prijs van het vernuft.

Het duurt nog twee uur voor hij door kan naar Amsterdam. Bij een grote pub bestelt hij een ontbijt -'English, of course'- en een bak slappe koffie. Hij bladert wat door een tijdschrift over luchthavens. Bij een satellietfoto stopt hij onwillekeurig. Zijn gedachten zwerven een uur terug. Niks vernuft, denkt hij. Littekens. We laten littekens achter. Met chirurgische precisie. Als een waanzinnige dokter Frankenstein creëren we onze eigen monsters. Ten koste van alles. En we zijn er nog trots op ook.

Datzelaar neemt een slok van zijn koffie. Zijn gedachten dwalen af naar zijn favoriete film. Een virus dus. Zegt Mr. Smith. Datzelaar kan het alleen maar met hem eens zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor je reactie!