zaterdag 22 juni 2013

Droom

Datzelaar voelt haar warmte naast zich in de eerste stralen ochtendzon. Slaperig vindt zijn grote hand haar lange blonde haren. Hoewel, blond? Dat weet hij eigenlijk niet. Ze verft het. Half slaperig fluistert hij 'Daphne, ik hou van jou. Ik hou zo ontzettend veel van jou'. In het ochtendlicht kruipt ze dichter naar hem toe. Zo liggen ze een hele tijd.  Stil. Genietend. Eindelijk. Na al dat wachten. Zo moet het zijn. Ze hebben het verdiend. Langzaam doezelt Datzelaar weer weg.

Als hij weer wakker wordt is ze weg. Niet weg van opgestaan, maar weg van nooit hier geweest. Zijn hand ligt op het koude onbeslapen kussen naast hem. De kamer ziet er hetzelfde uit als daarnet. Maar dan zonder Daphne. Alsof het nooit anders geweest is. Omdát het nooit anders geweest is. Datzelaar voelt dat hij moet overgeven. Houvast, zoeken naar houvast.

De WC-pot kolkt de resten van zijn bestaan weg. Starend in de vortex vraagt Datzelaar zich af waar hij thuishoort. Zijn droomleven bij Daphne? Of zijn eenzame bestaan hier? Of is dit ook maar een droom? Van hemzelf? Van een ander? Bestaat hij eigenlijk wel echt? Heeft het dan wel zin om er over na te denken?

Datzelaar schrikt op uit zijn gedachten. De telefoon rinkelt. Als hij opneemt slaat zijn hart sneller. Haar stem is muziek. In woorden gevangen. 'Hoi Eus, met Daphne. Ga je mee naar het strand?'. Datzelaar antwoordt blij van ja. Na de koffie komt hij er aan. Maakt niet uit wiens droom dit is. Dit pakt niemand hem meer af.

woensdag 19 juni 2013

Gesprek

'Hoe vond je het zelf gaan?', vraagt de stem aan de andere kant van de lijn. Normaal zou Datzelaar de vraag pareren. Nu niet. 'Wel goed, eigenlijk', antwoordt hij. 'Ik had er wel een goed gevoel bij'. Terwijl hij het zegt kan hij zich wel voor zijn kop slaan. Stom. Weg controle. 'Houd altijd de leiding', echoot de stem van Twan in zijn hoofd. Dan maar de rebound. 'Wat vonden jullie ervan?', probeert hij voorzichtig.

'Wij vonden het helemaal niks', is het antwoord. 'We vonden het gesprek niks, we vonden jouw ideeën niks, we vonden jou niks en samenwerken met jou lijkt ons ook niks'.

Klare taal. Duidelijk. Daar houdt Datzelaar wel van. Maar nu even niet. Verwonderd vraagt hij zich af waarom ze dan toch bellen. Het antwoord komt meteen. 'En je matcht niet met onze kernwaarden', gaat de stem door. 'Wij staan voor groei door openheid, respect en duidelijkheid. We vonden het dus wel zo netjes je dat te laten weten. Het viel ons eerlijk gezegd tegen dat je ons niet zelf even gebeld hebt'.

Datzelaar stamelt een sorry. Communicatie is ook een vak. Hun vak. Ze zijn er ook nog succesvol mee. Het verbaast hem.

dinsdag 18 juni 2013

Jurk

Datzelaar gromt. Gelukkig bijna thuis. De airco van zijn oude BMW doet het al maanden niet meer. Repareren was niet nodig, zei hij twee weken terug tegen Twan. Het is hier toch nooit mooi weer, tenslotte. Vandaag bewijst het tegendeel. 33 graden wijst de temperatuurmeter aan. Jammer dat die niet ook stuk is, denkt Datzelaar onwillekeurig. Morgen wordt het nog heter.

Zwetend stapt hij uit. Zijn overhemd is al half open, alsof dat helpt. Als een plakkerige tweede huid hangt het tegen zijn lichaam aan. Al puffend kan hij het kortgejurkte zomermeisje nog net ontwijken. 'Kijk uit, viespeuk', sist ze hem toe. 'Jaja, sorry', bromt Datzelaar terug. Vrouwen hebben het maar makkelijk, denkt hij jaloers. Jurkjes van dunne stof, laag uitgesneden, licht, in alle kleuren, lekker luchtig en nooit te warm.

Het is al laat in de middag als hij gewekt wordt door de bel. Als de beller blijft aanhouden slentert hij met frisse tegenzin naar de voordeur en trekt die open. Daar kijkt hij in het verbouwereerde gezicht van Tineke. Achter haar staat Twan. 'Ik was mijn telefoon vergeten, en Twan wilde me wel even la...', snauwt ze bits, maar halverwege stokt haar adem. 'Maar ik zie dat je te druk bent met je nieuwe hobby. Ik kom morgen wel terug. Kom Twan, we gaan.' Eerst snapt Datzelaar het niet. Te slaperig nog. Tot hij naar beneden kijkt. Dit komt nooit meer goed, schiet door zijn hoofd...

In gedachten herbeleeft hij de dag.

Uit de auto onder de douche gestapt. Daar knapte hij wat op. Met het zweet eraf voelde hij zich al een stuk frisser. De koude kraan deed de rest. Toch bleef de gedachte aan koele zomerjurkjes door zijn hoofd spelen. Hij weet niet waarom, maar al die jaren heeft hij het jurkje dat hij ooit voor Tineke kocht bewaard. Hij vond hem prachtig. Zij vond het gelijk al een vod. Misschien dat hij er daarom zo aan gehecht is. Ze was toen nog een stuk dikker dan nu.

Een rare gedachte bekroop hem. Zou hij... Ach, waarom ook niet. Hij had verder toch geen afspraken meer. Voorzichtig haalde hij de jurk onder het plastic vandaan en liet hem over zijn hoofd glijden. De rits aan de achterkant sloot niet helemaal, maar het was wel heerlijk koel. Datzelaar genoot.

Toen een koud biertje. En nog één. Zo bracht hij de rest van de dag door. Tot de bel ging.

Terwijl Datzelaar de deur sluit ziet hij nog net hoe Twan zijn duim opsteekt. 'Sexy hoor, Datz!', zeggen zijn lippen. Geluidloos. Datzelaar kan wel door de grond zakken.

maandag 17 juni 2013

Moeten

Tineke is op bezoek. Zijn ex. Onverwacht. Dat is lang geleden en eerlijk gezegd vindt hij dat helemaal niet erg. Toch vindt hij het deze keer best gezellig. Al geeft hij dat niet toe. Nu Eline volwassen is en haar eigen beslissingen neemt is de spanning eraf. Contact omdat ze dat allebei willen en niet meer omdat het moet. Datzelaar houdt niet zo van moeten. Hij moet veel teveel. Van zichzelf, van de maatschappij, van anderen. Doodziek wordt hij ervan. Maar ja, als je niet weet wat je wilt, geeft moeten ook richting. Het is niet echt een troostende gedachte.

Datzelaar vertelt over zijn zaken. Dat het tegenzit. Dat nieuwe opdrachten maar moeilijk komen. Over het verkopen van zijn huis. Tineke knikt. Ze begrijpt het. Bij haar rommelt het ook op het werk. Ze hoopt dat ze kan blijven, maar weet dat niet zeker. 'Nou ja', zegt ze, 'anders krijg ik eindelijk de tijd om eens te kijken wat ik dan ga doen.' Jaloers constateert Datzelaar dat zíj wel een uitkering krijgt. Als zelfbenoemd ondernemer kan hij gelijk de bijstand in. Nou ja, eigen schuld. Hij heeft er ook goed van geleefd, tenslotte. 

Dan zegt Tineke: 'Misschien moet je gewoon werk zoeken? Voor een paar dagen?' Dat is teveel voor Datzelaar. Nóg meer moeten. En dán nog uit háár mond. Waar bemoeit ze zich mee? Van binnen wordt hij klein. Precies zoals tien jaar geleden. Tineke die vertelt dat dít moet. Dat dát moet. En die, als het niet het gewenste resultaat oplevert, achteraf vertelt dat het ánders had gemoeten. 

Hij weet ergens wel dat het goed bedoeld is. Dat het maar woorden zijn. Dat ze 'zou je niet kunnen' bedoelt als ze 'je moet' zegt. Maar de rode waas voor zijn ogen wint het vandaag. Met een klap zegt hij zijn glas neer. 

'Dag Tineke', zegt Datzelaar, terwijl hij de deur open trekt. 'Jij MOET maar eens naar huis gaan.' Hij zegt het net iets te hard, net iets te boos. Houdt haar jas en tas op. Te bruusk, het hengsel breekt. Snibbig grist Tineke alles uit zijn handen. 'Je bent nog net zo'n lul als vroeger', zegt ze zacht, terwijl ze de deur uitstapt.

Datzelaar sluit de deur met een klap. Trillend kijkt hij in de spiegel. 'Ik moet helemaal NIETS', schreeuwt hij nijdig tegen zijn spiegelbeeld. Het ziet er grauw uit. Met natte ogen.

zondag 16 juni 2013

Vaderdag

Vloekend springt Datzelaar op, op weg naar de voordeur. Er is iets anders dan anders, maar wat dan precies? Terwijl zijn hoofd tegen het nachtkastje smakt weet hij het. Zijn voet zit vast. In de deken. En die ligt nog op het bed. De klap is hard. Een metalige smaak vult zijn mond. Een rode druppel spat op het laminaat. Een raar geluid vult de kamer.

Geschrokken krabbelt Datzelaar op. Hij wankelt naar de badkamer. Eerst de schade opnemen. Terwijl hij steun zoekt vraagt hij zich af wat dat geluid toch is. Hij kan het niet direct thuisbrengen. Een soort gehuil. Een dier, of een sirene misschien. Een alarm? Nee, heeft hij niet. Een hond? Ook niet.

Hij gromt, terwijl hij het koude metaal van de deurkruk vastpakt. Het geluid houdt op. ´Het geluid van pijn´, beseft hij ineens. ´Zo klink ik dus in het echt. Als ik pijn heb´. Best apart, denkt hij. Luisteren naar jezelf, alsof je er niet bij bent.

De schade blijkt mee te vallen. Een scheurtje in zijn lip. Het bloedt behoorlijk, maar stelt niets voor. Een koud washandje zal het bloeden wel stelpen. De bel gaat opnieuw. De oorzaak van de ellende. Langer nu. En nóg eens. En nóg een keer.

Gehaast en geërgerd haast Datzelaar zich naar beneden. Hij trekt de deur open en kijkt in Eline's stralende gezicht. Zijn boosheid maakt plaats voor blijdschap. 'Fijne vaderdag, pap!', roept ze en springt hem om zijn nek. Althans, dat probeert ze. Halverwege stokt de beweging. 'Jezus, wat zie jij eruit!!!', zegt Eline. 'Wat heb je gedaan?'.

'De bel ging', grinnikt Datzelaar droog. 'Kom binnen, dan zet ik koffie'.

zaterdag 15 juni 2013

Een beetje stuk

Datzelaar kijkt in haar ogen. Rood, betraand. En zelfs dan nog steeds peilloos diep en vooral: ongelooflijk mooi. Elke keer weer kan hij volkomen de weg kwijtraken als hij haar aankijkt. Datzelaar is zich ineens bewust dat hij denkt dat hij precies weet hoe ze zich voelt. 'Wat een ingewikkelde constructie', denkt hij onwillekeurig, terwijl hij haar handen vastpakt.

Haar pijn, haar tranen, de onderstroom van verdriet die er altijd is en soms aan de oppervlakte komt; hij herkent het allemaal. Kent het o, zo goed. En toch... als zíj er is maakt het voor hem allemaal niets uit. Dan verbleken al zijn zorgen en verdwijnt het verdriet. Om plaats te maken voor een weten dat alles uiteindelijk goed komt. Hoe dan ook.

Het is maar zelden dat zij zelf laat zien hoe ontzettend veel pijn ze heeft. Verledenspijn, noemt ze het weleens. Op zulke momenten schaamt Datzelaar zich een beetje. Dan voelt hij zich nogal een egoïst; alleen bezig met zijn eigen wereldje.

Ineens heft ze haar hoofd op: 'Eus', fluistert ze zacht, 'soms denk ik dat de wereld gek is geworden, behalve jij en ik... zou dat kunnen, Eus? Dat we gek zijn?' Datzelaar slikt. Zij is de enige die zijn voornaam gebruikt. Eugène. En zelfs dat bijna nooit. Dat ze hem nu gebruikt geeft wel aan hoe ze zich voelt.

Datzelaar slikt de brok in zijn keel weg en slaat zijn armen om haar heen. Met haar rug tegen zijn buik staren ze een tijd lang over het water. De stilte valt als een welkome, troostende deken over hen heen. Dan zegt Datzelaar zachtjes in haar oor: 'Nee, Daphne, we zijn niet gek. Jij niet en ik niet. Hooguit een beetje stuk'.

In de verte krijst een meeuw. De nevel smoort het geluid.

vrijdag 14 juni 2013

Missie

'Nou, schrijf dát dan op!', zegt Twan. 'Maak toch niet altijd alles zo ingewikkeld'. Hij zucht diep en pakt nog een biertje. 'Ja, hoor eens, Datzelaar. Je wilt een concept. Een mening. Presence. Identiteit. Mijn hulp daarbij. Voor meer opdrachten, meer geld, meer geluk. Ik help je graag. Maar ik begin het na zes uur wel een beetje zat te worden. Denk eens wat positiever, man! Dóe het gewoon! Je kunt het toch altijd weer veranderen? Waar hebben we het nou helemaal over. Een wébsite, meer niet!'.

Datzelaar kijkt hem triest aan. Hij weet niet waar hij moet beginnen. Twan heeft gelijk. Maar hoe leg je uit dat het 'gewoon dóen' niet in je aard zit? Dat soms dingen moeten rijpen. Omdat het nog niet goed voelt. Omdat een stemmetje diep van binnen altijd zegt dat het nog nét niet goed genoeg is. Of omdat je gewoon niet durft, wat dat dan ook is. Bang om uitgelachen te worden, misschien? Of dat mensen het misschien stom vinden. Of niet begrijpen... 

Maar ja, het is waar. Het is wél wat hij wil. 'Ik hoor je verdikkeme niets anders zeggen dan dit', zegt Twan. 'Als je dat écht wilt, kom er dan voor uit, lafaard'. Lachend geeft hij Datzelaar een por in zijn zij. Datzelaar grinnikt. 

Aarzelend pakt hij de laptop. Hij zucht diep. Nu niet meer twijfelen. 'Gewoon dóen', mompelt hij tegen zichzelf. Dan begint hij te tikken: 

'Ik ben Datzelaar. Ik wil de wereld ELKE DAG een stukje MOOIER maken.' 

Twan slaat hem op zijn schouder. 'Hèhè, ouwe reus. Was dát nou zo moeilijk?', lacht hij. Datzelaar lacht verlegen en neemt een slok van zijn bier. 'Goed', zegt Twan. 'En hoe precies doe je dat? Je klanten moeten het natuurlijk wél begrijpen'. 

Datzelaar zucht. Het kon vandaag weleens laat gaan worden...

donderdag 13 juni 2013

Te beperkt

'Ik zou graag met u van gedachten willen wisselen over God', zegt de mevrouw. Haar dochter staat naast haar. De dame ziet er vriendelijk uit. De dochter ook. Lekker, zelfs, denkt Datzelaar. Hij schaamt zich meteen voor die gedachte. Maar ja, ook maar een man.

Hij vindt het altijd erg mooi, geloven in God. Al gelooft hij er zelf niet zo in. Maar hij kan best genieten van mensen die hun basis stevig in God hebben. Die overal Zijn hand in zien. Hoewel, eigenlijk geniet hij er alleen van als ze er ook naar handelen. Onbaatzuchtig, met een goede intentie.

Vroeger was dat anders. Hij kon zich blauw ergeren aan mensen aan de deur. Jehova's Getuigen, Pinkstergemeente, collectebussen en abonnementenverkopers: allemaal één pot nat. Zieltjes winnen uit eigenbelang, vond hij. Toen.

Maar goed, dat is lang geleden. Het verbaast hem dat hij milder is geworden. De abonnementenverkopers hebben ook gewoon een inkomen nodig. Collectanten doen het voor hun goede zaak. Religieuzen doen het eigenlijk voor hém, bedenkt hij ineens. Dat vindt hij erg aardig, al kan hij er niets mee.

Maar Datzelaar kan het niet. Geloven in een God die zich gedraagt als een Sinterklaas als het hem uitkomt maar die nogal vaak de andere kant op kijkt als dingen mislopen. Het lijkt hem ook onwaarschijnlijk eenzaam, God zijn op die manier. Hij gelooft meer in verbondenheid. Dat alles één is. De planeten, de sterren, supernova's, mieren, planten, bomen, aarde, lucht, water, mensen en hijzelf. Allemaal onderdeel van hetzelfde. En dat is dan alleen nog in deze dimensie. Wie weet wat er daarbuiten nog is. Geen universum, maar een omniversum. Wie zijn we eigenlijk om dat te willen duiden?

'Meneer?', zegt de dame. 'Sorry', bromt Datzelaar. 'Ik droomde even weg.'
'Weet u, ik vind het heel aardig, maar nee, dank u. Uw God is mij te beperkt'. 'Toch bedankt voor de moeite'. Het blaadje wimpelt hij af.

Terwijl hij koffie inschenkt ziet hij hoe de overbuurman de deur in haar gezicht dichtsmijt. Met een klap. 'En bedankt', mompelt hij tegen de dichte deur.

woensdag 12 juni 2013

Ja, wat wil je nou?

Datzelaars gedachten dwalen af. Inderdaad, wat wil hij nou eigenlijk? Iets in hem schreeuwt: 'alles'. Iets anders schreeuwt: 'niets'. Weer iets anders schreeuwt: 'gelukkig zijn'. Hij kijkt naar de vrouw tegenover hem. Ze ziet er goed uit. Om door een ringetje te halen.

'Mijnheer Datzelaar, bent u er nog?' Ze klinkt bezorgd. Hij vraagt het zich af. Of hij er nog is. Waar 'er' eigenlijk is. Zijn lichaam is er wel ja. Maar zijn geest? Geen idee. Niet te lang wachten, dan wordt het zo pijnlijk. Hij schraapt zijn keel en herhaalt de vraag: '...eh... wat ik wil? Eigenlijk wil ik niet zoveel'.

De dame steekt een verhaal af over doelen stellen. Ambities. Focus. En doorzetten, voorál doorzetten. Als je niet weet waar je naartoe wilt, dan eindig je nergens, dat werk. Datzelaar kan het wel dromen. Zelf zegt hij het zo vaak tegen anderen. En hij gelooft het ook. Leeft het bij vlagen. Tsunami's van ambitie, afgewisseld met perioden van winterslaap.

Hij staat op en pakt zijn jas. 'Ik ga maar. Ik denk niet dat dit iets wordt.', zegt hij. Terwijl hij naar buiten beent weet hij het ineens. Het enige dat hij op dit moment wil is bij Daphne zijn. Nu. Of straks. Eens kijken of dat gaat lukken.

Fluitend rijdt hij weg. Raakt bijna een paaltje, maar merkt het niet eens meer.

dinsdag 11 juni 2013

Karma

Als hij het pakketje ziet, slaat zijn hart een extra slag. Hij herkent het handschrift meteen. Hij kent haar niet persoonlijk, maar via via. Nu openmaken of straks? Datzelaar twijfelt. Het liefst wil hij, als een klein kind, het papier eraf scheuren. Maar mooier is het om even stil te staan bij wat dit eigenlijk betekent. 'Wat je geeft krijg je terug', zegt hij vaak. Maar de laatste weken twijfelde hij. Een klein stemmetje zei af en toe: 'En ik dan? Wanneer ben ik zelf eigenlijk aan de beurt?'

Toch bleef hij het doen. Geven. Kleine dingen. Een flesje water aan een zwerfster. Een hand op een schouder, een compliment. Laatst zei hij tegen Twan: 'Ik wil elke dag de wereld een stukje beter maken'. Twan vond het grote woorden en Datzelaar zelf eigenlijk ook.

Maar het is wel waar. Dat is wat hij wil. Hoe klein en onbetekenend hij ook is. Het is zo makkelijk om niets te doen. Geen goedendag te zeggen tegen een vreemde op straat. Gewoon door te bellen tijdens het afrekenen. Niet te bedanken als iemand de deur voor je openhoudt. Niet te zeggen dat iemand er leuk uit ziet.

En gaandeweg is hij gaan merken dat het net zo makkelijk is om wel iets te doen. Een keer wél te bedanken. Wél je waardering uit te spreken. Wél te luisteren als iemand een verhaal kwijt moet. En vooral niet altijd maar adviezen te geven. Hij heeft het moeten leren, maar zo lang duurde dat ook weer niet, achteraf dan.

De laatste weken twijfelde hij. Of het wel klopte, van dat geven en terugkrijgen. En nu het pakketje. Uit het niets. Aan het handschrift ziet hij van wie het is. Van een artiest. Die iets bij hem raakte, en niet zo'n beetje ook. Pats, boem, in de roos. Hij liet het haar weten via een berichtje. Gewoon, uit dankbaarheid.

Terwijl hij blijft twijfelen over wel openmaken of niet, of nu of later, zegt een triomfantelijk stemmetje diep van binnen:

'Zie je nou wel...'

maandag 10 juni 2013

Haring

Datzelaar is blij. Blij dat hij zojuist een vriendelijk mens ontmoette. Een oud heertje, compleet met hoedje. En wandelstok. Met plaatjes erop uit de Zwitserse Alpen. Het mannetje stond bij de visboer. Met een haring aan het staartje boven zijn hoofd. 'Zo', zei Datzelaar. 'Dat zie je niet vaak meer'. 'Glijdt zo naar binnen, mijnheer', zei het menneke. 'Geen weerstand, he. Langerekt in de slokkepijp. Smeert de keel. Met een korenwijntje erbij gaat dit goed'.

'Weet u wat het is, meneer', ging het mannetje door terwijl hij de uitjes uit zijn mondhoeken veegde. 'Weet u wat het is?' Nee, dacht Datzelaar. Geen idee wat het is. Maar dat hield hij maar voor zich. 'De mensen doen alles te moeilijk, mijnheer. Haring met een stokje. Als hoekige blokjes. Daar is de slokkepijp niet op gebouwd, hè. Die is langgerekt. Zo is het ook met de crisis, mijnheer. Toen ik jong was hadden we geen geld, maar ook geen aflossingen. Als je wat wilde hebben, dan ging je sparen. Je bezat nooit meer dan je had gespaard. En tijd was toen nog gratis, mijnheer. We hoefden niet te werken voor de bank. Om af te lossen wat we nog niet hadden verdiend. We gingen niet op vakantie naar verre landen, maar gewoon naar Heemskerk. Of Katwijk. En op zondag naar de kerk.' Hij kreeg pretlichtjes in zijn ogen. 'Niet voor de Heere, hoor. Voor de grietjes', zei het mannetje. 'Maar het bond de mensen, hè, de kerk. Eenieder haatte de dominee', giechelt het baasje.

'En nu, mijnheer', zegt hij. 'Nu is er geen binding meer. Iedereen werkt. Voor de bank. Om de auto af te lossen en de vakantie. Die ze nog niet verdiend hebben. Denk daar maar eens over na'.

Datzelaar belooft het. Nu eerst op weg naar huis. Zijn thuis, dat wel. Maar eigendom van de bank. Toch maar eens een makelaar bellen. Eerst koffie.