Datzelaar vertelt over zijn zaken. Dat het tegenzit. Dat nieuwe opdrachten maar moeilijk komen. Over het verkopen van zijn huis. Tineke knikt. Ze begrijpt het. Bij haar rommelt het ook op het werk. Ze hoopt dat ze kan blijven, maar weet dat niet zeker. 'Nou ja', zegt ze, 'anders krijg ik eindelijk de tijd om eens te kijken wat ik dan ga doen.' Jaloers constateert Datzelaar dat zíj wel een uitkering krijgt. Als zelfbenoemd ondernemer kan hij gelijk de bijstand in. Nou ja, eigen schuld. Hij heeft er ook goed van geleefd, tenslotte.
Dan zegt Tineke: 'Misschien moet je gewoon werk zoeken? Voor een paar dagen?' Dat is teveel voor Datzelaar. Nóg meer moeten. En dán nog uit háár mond. Waar bemoeit ze zich mee? Van binnen wordt hij klein. Precies zoals tien jaar geleden. Tineke die vertelt dat dít moet. Dat dát moet. En die, als het niet het gewenste resultaat oplevert, achteraf vertelt dat het ánders had gemoeten.
Hij weet ergens wel dat het goed bedoeld is. Dat het maar woorden zijn. Dat ze 'zou je niet kunnen' bedoelt als ze 'je moet' zegt. Maar de rode waas voor zijn ogen wint het vandaag. Met een klap zegt hij zijn glas neer.
'Dag Tineke', zegt Datzelaar, terwijl hij de deur open trekt. 'Jij MOET maar eens naar huis gaan.' Hij zegt het net iets te hard, net iets te boos. Houdt haar jas en tas op. Te bruusk, het hengsel breekt. Snibbig grist Tineke alles uit zijn handen. 'Je bent nog net zo'n lul als vroeger', zegt ze zacht, terwijl ze de deur uitstapt.
Datzelaar sluit de deur met een klap. Trillend kijkt hij in de spiegel. 'Ik moet helemaal NIETS', schreeuwt hij nijdig tegen zijn spiegelbeeld. Het ziet er grauw uit. Met natte ogen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Bedankt voor je reactie!