donderdag 30 juni 2011

Eindbaas

'Nou', zegt Flip. 'Johan is wél een échte eindbaas natuurlijk'. Datzelaar moet lachen. Hij weet waar 'eindbaas' vandaan komt. Uit videogames. De laatste horde die genomen moet worden op het hoogste, moeilijke level. De bijna onverslaanbare superevil dude die alle behendigheid en vaardigheid van de gamer eist. Hij kent Johan wel. Een klein schriel mannetje met een te groot jasje. En eeuwige Mephisto schoenen. Makro, met een geleende pas, denkt Datzelaar. Niet direct wat Datzelaar een eindbaas zou noemen. Eerder prototype pennelik.

Flip kijkt wat geïrriteerd. Vragend kijkt Datzelaar hem aan. Flip neemt een slok water en begint. Dat Johan er niet flitsend hóeft uit te zien. Omdat Johan zijn schaapjes wél op het droge heeft. Dat Johan met kopen en verkopen van bedrijven miljonair is geworden. Twee kastelen heeft in Frankrijk, een landhuis in Schotland en een Hacienda in Florida. Een knappe en ook nog lieve vrouw heeft en drie kinderen. Dat als er íemand creatief is, het Johan wel is. Omdat hij niet in problemen denkt, maar in kansen. Omdat hij niet oordeelt, maar absorbeert, verwerkt en er iets van maakt. Dat Johan ook in tijden van crisis geld verdient als water. En vooral dat Johan een tachtig procentsbelang heeft in Twans bedrijf. En dus Datzelaars projectjes betaalt. En vooral dat Johan een fijn en prettig mens is die ook anderen iets gunt.

Beschaamd kijkt Datzelaar naar de grond. Hij, de man die niet meer zou oordelen. De man met het open vizier. Het lijkt Datzelaar het beste om maar even te zwijgen.

woensdag 29 juni 2011

MP3

Het is niet zijn gewoonte. Hij vindt het een sociale verarming. Al die mensen in hun eigen coconnetje. Pluggen in de oren, smartphone voor de neus en vooral niet praten met je buurman. Wat was dat vroeger anders, mijmert hij. Vooral in de rookcoupé. Dat was eigenlijk altijd wel gezellig. Maar ja, roken mag ook niet meer, tegenwoordig. Afijn, denkt Datzelaar. Vanavond heeft hij wél muziek op in de trein. Koptelefoon op. Even alleen. Het volume staat laag. Hij wil niemand storen.

Zo zit hij in zijn vierzitje als het meisje en de jongen binnenkomen. Ze gaan tegenover hem zitten. Vanaf zijn muzikale eiland neemt Datzelaar ze in zich op. Het meisje heeft een lief gezichtje. Datzelaar schat haar tegen de twintig. Ze is te dik voor haar leeftijd. Een lief biggetje, denkt hij, met dikke pootjes. De jongen is afgetraind. En knap, tenminste, voor zover hij kan oordelen. Als medeman. Maar de jongen heeft het zelf nog niet door. Hij heeft dikke zwarte krullen en iets verlegens over zich. Zachte ogen.

Het meisje is moe. Ze laat zich tegen de jongen aanzakken. Die schuift ongemakkelijk. Haar hoofd op zijn schouder. Zij wil slapen. Smoorverliefd is ze, dat voelt Datzelaar. Als ze de jongen wil kussen ontwijkt hij haar. Vanaf dat moment verandert er iets. Kleine dingetjes. De jongen plukt aan zijn stoppels. Zijn ogen bewegen schichtig. Het meisje merkt het niet. Te moe. Kijkt naar de grond met een lege blik. En dan kijkt de jongen naar het hoofd op zijn schouder. Naar het meisje. Datzelaar ziet het verdriet. En de liefde. Voor dit meisje. En zijn pijn. Omdat het gevoel weg is. De passie.

Hun blikken kruisen elkaar. Herkenning. De jongen weet het. Datzelaar weet het. Alleen het meisje niet. Die hoort het vanavond pas. Of morgen. Of volgende week. Of nooit. Omdat de jongen wacht tot ze er zelf mee stopt. Omdat hij te lief is om haar pijn te doen. Of te laf, denkt Datzelaar.

Datzelaar weet niet met wie hij meer te doen heeft. Met de jongen of met het meisje.

dinsdag 28 juni 2011

Barbecue

Hoe spel je dat ook al weer, denkt Datzelaar. Barbeqe? Barbecu? Barbeque? Uiteindelijk houdt hij het maar op BBQ. Dat laat het lekker in het midden, iedereen begrijpt het en het is soort van hip. Al denken hippe mensen daar vast anders over. Die BBQ-en niet. Die slow-cooken in hun buitenkeuken. Skottelbraaien. Of ze eten fingerfood. Raw, dat spreekt.

Maar Datzelaar houdt wel van een steakje van de grill. Het liefst met een aantal vrienden. En een fles rosé. Of witbier, dat is ook goed. Toch wel gek, denkt Datzelaar. Als hij een BBQ-feestje organiseert koopt hij stevig in. De slager ziet hem graag komen. Omdat Flip en Twan samen al een halve koe opkunnen. Dat wordt dan wel deels gecompenseerd door Eline, die eet geen vlees, maar toch. Flips hippiegevolg kan ook aardig bunkeren. Merken ook niet wat ze eten zo tussen de joints door, trouwens.

Maar eigenlijk is hij tegen het eten van veel vlees. Vindt vlees nogal verspilling van grondstoffen. 10 kilo planten voor de productie van 1 kilo vlees. Dan kun je beter wat meer brood eten. Of sla. En paprika's kunnen ook op de BBQ. En maïs. En aardappels. En hij vindt het ook een beetje ironisch. Hij en z'n vrienden een leuke avond ten koste van een koe. En een varken. En een lam. Als het mensen waren zou je dat toch niet doen. Maar ja, overmacht, denkt Datzelaar. Dus veel vlees. Steunt hij in ieder geval de economie.

Als de uitnodiging klaar is drukt hij op 'send'. Klapt zijn notebook dicht. Hij heeft er honger van gekregen. Tijd voor een broodje. Eens kijken wat hij gaat eten. Hij twijfelt tussen een broodje bal en een frikadel. Of gezond en toch maar tartaar?

vrijdag 24 juni 2011

Baard

Hij heeft er alweer spijt van. Hij moest wat spulletjes hebben en Eline ook. Dus maar afgesproken, want altijd gezellig. Ze zouden er gelijk eten. Maar nu hij er is is het helemaal niet gezellig. Het grote blauw-gele pakhuis vol rotzooi valt tegen. Zoals altijd. De quasi-gezellige huiskamertjes waar niemand woont. De o-zo-leuke accesoires die er thuis altijd suf uitzien. Of hip, maar dan heeft iedereen ze. De Zweedse ballen die er beter uitzien dan dat ze smaken. De penetrante geur van spaanplaat en MDF. En vooral het hijgerige, hebberige publiek. Het baant zich zwoegend en zwetend een weg door het afhaalmagazijn. Dringen om in de ellenlange rij voor de kassa te staan. Datzelaar vraagt zich af wat hen bezielt. Collectieve waanzin gedreven door stylisten uit de zesjescultuur.

Op de kastenafdeling zijn een man en een vrouw een kast aan het samenstellen. Op de computer. Handig, schreeuwen de posters. Want dan heb je gelijk een lijstje met alle onderdelen. Maar het systeem werkt niet. De man vloekt. Is zichtbaar geïrriteerd. Zijn vrouw probeert hun kinderen bij de les te houden. Datzelaar schat de kinderen niet zo oud. Peutertje en kleutertje, grinnikt hij van binnen.

Een man in een jurk zegt vriendelijk tegen de vrouw: 'Let u maar op uw kinderen hoor, mevrouw, straks bent u ze kwijt...'. De man heeft een lange baard. Een beetje beschaamd betrapt Datzelaar zich op zijn vooroordelen. De man spreekt accentloos Nederlands, ondanks zijn Arabische uiterlijk. In zijn hoofd had Datzelaar hem al geclassificeerd. Fundamentalist, handenweigeraar. Haatbaard, zelfs. Het valt hem mee. Even speelt hij met de gedachte de man aan te spreken en zijn excuses te maken. Onzin, natuurlijk.

Dan laat de Arabier er bits op volgen: '...met al die gore Hollandse pedofielen'. De vrouw kijkt hem verbouwereerd aan. Uit het veld geslagen kijkt Datzelaar de Arabier na. De jurk wappert hem achter hem aan.

donderdag 23 juni 2011

Tjemig

Tjemig, denkt Datzelaar, wat is de wereld mooi. Sinds Tineke weg is en hij weer uit het dal geklommen is zijn alle kleuren feller, geuren duidelijker en zijn gedachten helderder. En als er donkere wolken in zijn hoofd drijven weet hij dat het wel over gaat. Zelfs als de wolken zich opstapelen en een storm worden. Ergens daar achter is er rust. Het zijn maar wolken. Het is maar regen. En zonder regen gaat alles dood, dus laat het maar.

En het is gek, denkt Datzelaar, maar het lijkt of hij soms voelt wat andere mensen voelen. Hun pijn. Angst. Twijfel. Hij merkt dat hij makkelijker communiceert met mensen. Niet dat hij daar nou zo'n moeite mee had, maar dit is op een ander niveau. Gevoelsniveau. En mensen voelen het ook aan hem. Storten hun hart uit. Weten dat hij luistert. En soms een antwoord heeft. Of een goeie vraag stelt. Stellen vertrouwen in hem.

Het doet hem denken aan de jonge Datzelaar. Van een jaar of achttien. Die had dat ook, voor hij opgeslokt werd door hypotheek, baan, huis, auto, carrière en gezin. Alleen wist die niet wat hij ermee moest. Zocht zelf ook nog naar de antwoorden. Dacht dat hij alleen was. De enige die zich zo voelde. Maar dat was niet zo, weet hij nu. We zijn allemaal mensen. Voelen allemaal hetzelfde. Daarom luistert hij graag naar hun verhalen. Omdat het is alsof iemand anders zijn verhaal vertelt.

Gek, denkt Datzelaar. Zo'n mentale crash. Hoe je daar uit kunt komen. Je zou er blij van worden.

dinsdag 21 juni 2011

Verkoper

De man kijkt een beetje treurig. Datzelaar ziet dat hij zijn best doet om zelfverzekerd over te komen. Geeft een stevige hand. Te stevig. Kijkt hem recht aan. Te lang. Alles volgens het boekje, maar alles te. Van binnen zucht Datzelaar. Een verkoper. Hij was er al bang voor. Maar toch erin getuind.

Telefonisch was het een gloedvol betoog. Over een project. Met grote potentiële opdrachtgevers van Datzelaar. Debatten. Congressen. En 'publicaties'. Het klonk goed. Overtuigend. Dus had Datzelaar 'ja' gezegd. Tegen een afspraak. En nu zit de man hier. Met een koffer vol tijdschriften. Waarin je een advertorial kunt kopen. Net als al die anderen die er in staan. Thematisch. Allemaal meninkjes gebundeld. En geen hond die het leest, denkt Datzelaar.

Het verhaal zoals de man hem vertelt klinkt steeds holler. En vager. Alsof hij er zelf niet meer in gelooft. Een lezersprofiel heeft hij niet. Halverwege het gesprek zegt Datzelaar: 'Ik doe het niet. Het lijkt me beter dat ik dat nu zeg. Scheelt u een hoop tijd en moeite'. Op het gezicht van de man is een mengeling van teleurstelling en opluchting te lezen. Hij begint te vertellen over zijn werk. Dat hij is ingehuurd. Zelfstandig werkt. Over zijn voetballende zoon. Dat het lastig is. En of Datzelaar hem nog ergens kan aanbevelen.

Eigenlijk best een aardige vent, vindt Datzelaar. Die ook maar probeert er het beste van te maken. Net als iedereen. Als hij weg is kijkt Datzelaar uit het raam. Net als iedereen, denkt hij opnieuw. En neemt een slok van zijn koffie.

maandag 20 juni 2011

Engeltje

Op de foto zit een raar vlekje. Of nee, dat is niet zo. Het zit niet óp de foto, maar erin. De foto is al oud. Hij hij komt uit het doosje met mama's spullen. Datzelaar schat het plaatje zeker een jaar of 30. Hij kan zich de foto herinneren. Van vroeger. Zwart-wit nog zelfs. Ook toen vroeg hij zich al af wat dat vlekje is. Mama staat achter hem en papa naast haar. Voor hen staat Datzelaar. Mama heeft haar handen op zijn schouders. Het plekje lijkt op een gezicht, als je goed kijkt. Of dat graag wilt. Het zweeft boven zijn hoofd, tussen hem en mama in.

Hij heeft heel lang gedacht dat het misschien een ongelijkheid in de filmemulsie was. Dat kon toen nog. Maar sinds Tineke bij hem wegging zijn er zoveel bijzondere dingen gebeurd. Eerst zijn diepe dip. Toen zijn weerzien met Eline. Daphne, die ineens uit het niets verscheen. Als een engeltje. En ook een heleboel kleine dingetjes. Geuren die hij ruikt als hij buiten loopt. Geluidjes. Alsof zijn waarneming is verscherpt. Maar ook die keer dat hij om een rare reden toch maar even zijn wielen controleerde. Om er tot zijn schrik achter te komen dat twee wielbouten misten.

Datzelaar gelooft niet meer in vlekjes. Of een ongelijke korrel. Nee, hij gelooft dat het zijn beschermengeltje was. Gevangen op een onbewaakt momentje. Op een foto uit 1979.

zaterdag 18 juni 2011

Loempia

Ze lijkt hem erg aardig. Lief. Tevreden. Dat straalt ze uit. In haar karretje, in de kou. Datzelaar heeft net een loempia besteld. Ze nam de bestelling met een buiging in ontvangst. En de muntjes. Toen hij haar bedankte voor het wisselgeld boog ze opnieuw. Eerst dacht hij dat het nederigheid was. Daarna dacht hij aan dankbaarheid. Of hoffelijkheid. Maar inmiddels denkt hij dat ze het gewoon doet omdat ze het doet. Zij buigt niet voor iets. Of voor iemand. Ze buigt naar de wereld. Een stil moment in een zee van haast.

Hij realiseert zich ineens dat dat buiginkje zijn echte reden is om af en toe een loempia te eten. Hij vindt loempia's namelijk niet eens zo lekker. Datzelaar geniet elke keer weer. Haar bewegingen zijn sierlijk. Gracieus. Onopzettelijk laat ze de Nederlanders voor haar karretje er onbeholpen uitzien. Grof. Met onbehouwen gebaren. En flauwe 'sambal-bij'-grappen. Een koningin in een loempiakarretje. Onbewust verheven boven haar onderdanen. Die naar haar opkijken aan de andere kant van de toonbank.

Hij wil graag eens met haar praten, maar hoe open je zo'n gesprek? Iets over het weer? Typisch Hollands. Een gesprek beginnen met een lege zin en dan hopen dat de ander zijn ziel blootlegt. En dus zegt hij maar niets. Datzelaar lacht haar vriendelijk toe met neergeslagen ogen. Hij kopieert haar, weet hij.

Als Datzelaar de loempia aanpakt buigt hij ook. Maar niet naar haar. Hij buigt vóór haar. Vast grof en onbeholpen. Hij kan niet beter, maar doet het zo goed hij kan. Omdat het zo voelt. Omdat ze het verdient.

vrijdag 17 juni 2011

Vloeibaar

Datzelaar kijkt om zich heen. Roodbezwete hoofden in een climate controlled kantoor. Het vergaderhok is van glas. Midden op de kantoorverdieping. Het doet hem denken aan een vissenkom. Moet waarschijnlijk de totale transparantie van de organisatie weergeven. Die poging is dan mooi mislukt, want hoewel de twee kanten van het glas elkaar wel kunnen zien is het aquarium geluiddicht.

Aan de andere kant van het glas heerst een serene rust. Hier werken heren. En een enkele dame. Hier loopt men niet maar schrijdt men. Maar aan de binnenkant van het glas heerst een vervelende sfeer. De sfeer van barricades, molotov cocktails, ME-busjes, krakersrellen en Ajax-huldigingen. En dat allemaal over een contractje. Nou ja, contract. Want het gaat over miljoenen.

Datzelaar vraagt zich af hoe zij eruit zien, van buitenaf. Dit is vast niet de gedroomde transparantie. Dat iedereen kan zien hoe de directeur met de vuist op tafel slaat en paars aanloopt. Zijn advocaat probeert het nog een keer. 'Heren, nog een laatste poging dan. Laten we wel wezen, onder druk wordt alles vloeibaar'.

Wat een raar gezegde eigenlijk, denkt Datzelaar. Alsof het leven niet al vloeibaar is. Alsof niet ieder moment alles kan veranderen. Volledig. Zoals iedere paramedicus je kan vertellen. Alles is al vloeibaar, denkt Datzelaar. Alleen denken we dat alles zo is als we denken dat het is, en dat dat ook zo blijft. Maar dat is onzin.

'Wie nog meer?', zegt de advocaat. Hij kijkt de tafel rond en schenkt koffie naast zijn kopje. Over zijn paperassen. En vloekt. Datzelaar kan het niet laten en vraagt lachend: 'te veel druk, teveel koffie of allebei?'. De advocaat kleurt nog roder. De directeur kijkt hem vernietigend aan. Datzelaar lacht in stilte.

woensdag 15 juni 2011

GSM

Datzelaar heeft hoofdpijn. Links. De kant waar hij altijd belt. Sinds hij een nieuwe GSM heeft is dat vaak het geval, valt hem op. Hij heeft ook geprobeerd aan de andere kant te bellen. Dan is het links over maar heeft hij rechts hoofdpijn. Misschien iets met straling. Op YouTube staan wel filmpjes over eieren koken met een paar GSM's maar daar gelooft hij dan weer niet zo in. Of zijn kennissen zijn allemaal mensen die heel hard praten. Maar dat valt wel mee.  En Tineke heeft ook niet meer gebeld. Nou ja, dan maar een headsetje. Misschien scheelt dat.

Toch is het wel raar, denkt Datzelaar. Die GSMmetjes. Hoe die de wereld veranderd hebben. Kinderen die op hun achtste al hun vriendjes bellen. SMS-en. Telefooncellen zijn niet meer te vinden in de stad. En als ze er wel zijn hebben ze een onbegrijpelijk betaalsysteem of ze zijn stuk.

Het meest duidelijk is het in films. Als het leven van de hoofdrolspeler afhangt van een belangrijk telefoontje. Naar of vanuit een telefooncel. Die natuurlijk nergens te vinden is. Hij vraagt zich af hoe mensen die na 1995 geboren zijn dat zien. Een hoop gedoe over een telefooncel, terwijl je toch een GSM hebt.

Allemaal mooi, maar dat lost zijn hoofdpijn niet op, besluit Datzelaar, terwijl hij zijn GSM pakt. Twan maar eens bellen. Misschien heeft die zin in een biertje. 

dinsdag 14 juni 2011

Foto's

Hij weet niet waarom, maar hij zit met z'n fotoalbum op schoot. Even bladeren. Door vroeger. Een heel leven gevangen in plaatjes. Sommige foto's kan hij zich herinneren. Andere helemaal niet. Er komen ook mensen op voor die hem vaag bekend voorkomen. Maar hoe ze heten? Geen idee.

Behalve de hopeloos gedateerde kleding en kapsels valt hem op dat hij best een leuk jongetje was. Iets dat hij vroeger zelf niet zo zag. En dat hij overal wat melancholiek kijkt. Ook als hij naar de wat grotere Datzelaar kijkt ziet hij dat. Een niet onknappe jongen. Knap misschien wel, zelfs. Wat dacht hij daar vroeger anders over. Behalve dan over de foto's waar hij toen heel tevreden over was. En juist die zien er nu onnatuurlijk en geposeerd uit. Stoere blik, maar ondertussen.

Op een gegeven moment is er een periode weg. Heeft hij een tijd geen foto's gemaakt. Niet nodig. Herinneringen waren genoeg. In je hoofd. Vond hij. Maar na Eline's geboorte veranderde dat weer. En nu, met de camera in z'n telefoon al helemaal.

En toch. Als hij naar foto's van nu kijkt is hij niet tevreden. Die vermoeide kop. De dikke kringen onder z'n ogen. Al zeggen anderen nog zo vaak dat het meevalt. Dat hij er wel goed uitziet. Wat hij zelf ziet is toch anders. "The world you see outside of you is a reflection of what you have inside of you.", las hij laatst in een artikel over straathoekwerkers in Amerika. Ook als je in de spiegel kijkt, blijkt.

Dan maar wat meer aan de binnenkant werken dan aan de buitenkant, besluit Datzelaar. Troost zich met de gedachte dat over tien jaar de foto's van nu ook prachtig zijn. Tijd voor koffie.

maandag 13 juni 2011

Oorsprong

Ja, waar zoek ik eigenlijk naar, denkt Datzelaar. Goeie vraag. De kamer heeft een prettige atmosfeer. Heel anders dan bij die andere therepeute. Maar goed. Deze dame is ook geen therapeute. Maar gewoon iemand die wijze dingen zegt. En vraagt. Vanuit haar gevoel. En niet vanuit een boekje. Iemand die snapt dat het alleen werkt als het klikt en andersom.

Heel lang heeft Datzelaar gezocht naar de zin van het leven. Maar dat bleek vrij zinloos, achteraf. Daarna zocht hij zichzelf. Om er na jaren achter te komen dat hijzelf er al die tijd bij was. Alsof je sleutels zoekt die in je broekzak zitten. Of een bril die op je neus staat. En nu weet hij het eigenlijk niet meer. Waar hij naar zoekt. Alleen het gevoel dat hij moet zoeken is overgebleven. Een gepensioneerde zonder doel. Die elke dag op tijd opstaat omdat hij dat zo doet.

Datzelaar kijkt haar aan en geeft toe dat hij het eigenlijk niet meer weet. Dan zegt zij: 'Weet je, ik herken het. Jou. De zoektocht. Maar als je zoekt naar het doel kom je er niet. Of een bestemming. De grote vraag is niet wat het eind is, maar wat de oorsprong was. Niet: waar ga je naartoe, maar: waar kom je vandaan. Het is hetzelfde, maar dat is makkelijker. Daar ben je namelijk al geweest'.

Uren later echoën de woorden nog steeds in zijn hoofd. Ze doen hem denken aan een verhaal dat hij eens las. Het klinkt logisch, maar Datzelaar moet er nog eens even over nadenken. Of misschien ook niet. Misschien moet je het gewoon voelen, bedenkt hij. Maar hoe doe je dat? Gewoon?

zondag 12 juni 2011

Vriendje

'Hoi pap, dit is mijn nieuwe vriendje. Hij heet Helmut'. Voor Datzelaar staat een stoffig type met dreadlocks tot aan zijn knieën. Op de rug gezien lijkt hij een jaar of 25. Van voren minstens 55. Maar goed, dat kan ook het stof zijn, spreekt Datzelaar zichzelf moed in. Hij komt hem bekend voor, maar kan hem niet direct plaatsen. Komt wel. 'Dag Helmut', zegt hij, terwijl hij zich afvraagt hoe Flip in dit plaatje past. 'Hallo', zegt Helmut met een piepstem. En een Duits accent. Helmut steekt hem een hand met smeervlekken toe. Niet te ontwijken. Datzelaar besluit er zo hard mogelijk in te knijpen, maar het is duidelijk dat Helmut graag sleutelt.

Helmut en Eline ploffen neer op de bank. Een raar duo, vindt Datzelaar. Eline het luxe modepopje en deze piepende automonteur. Ineens bedenkt Datzelaar waar hij hem van kent. Eén van de hippies uit Flips gevolg. Als Helmut even naar de WC is vraagt Datzelaar hoe het nou zit. Met Helmut. Met Flip. Tot zijn verbazing zegt Eline: 'Ik hou van ze allemaal, pap. Allemaal even leuk. Op hun eigen manier'. Datzelaar begrijpt haar wel een beetje. En vraagt maar niet verder. Dat leidt maar tot ingewikkelde discussies. Met oordelen. En veroordelingen. Het is ook zijn zaak niet, tenslotte. Maar hij weet nu al dat Tineke binnenkort weer belt. Jammer dat het allemaal zo moet. Altijd. Zonder kennis van zaken. Zonder oog voor de ander. Hij heeft met Eline te doen.

Als Helmut en Eline vertrokken zijn pakt hij zijn blauwe schriftje. Even schrijven. Dat lucht op.

"-pleidooi-
edelachtbare
ik beken 
geen pardon
veroordeel mij want
mijn misdaad is
liefde"

vrijdag 10 juni 2011

Liefde van mijn leven

Datzelaar heeft hem al jaren niet gezien. Maar nu eindelijk weer eens wel. Toevallig, eigenlijk. De afspraak was snel gemaakt. Net als vroeger. Beetje los-vast, zoals dat altijd ging met Joep. Ergens op de avond dook hij dan wel op. Of verdween hij. Joep, die het leven in het hier en nu heeft uitgevonden. En verbeterd. Een spoor van gebroken harten achterlatend. Per ongeluk. Omdat dat nou eenmaal zo gaat. En niemand die het hem écht kwalijk neemt.

En nu zitten ze daar. Te zitten. Ze hoeven niets te zeggen, maar het mag wel. Alsof de tijd heeft stilgestaan. Een mooi gevoel, vindt Datzelaar. Hij vraagt hoe het nu met Joep gaat. Die begint te stralen. Nog meer dan normaal. Hij is pas vader geworden vertelt hij. Van de mooiste dochter ter wereld. De liefste. De leukste. Als Datzelaar vraagt hoe het met Debbie gaat zegt Joep dromerig: 'Oh, ja, Debbie. Een prachtige tijd.' Datzelaar begrijpt eruit dat Joep en Debbie voorbij is. Joep blijkt nu met Julia.

Datzelaar vraagt: 'Maar Deb was toch de liefde van je leven?'. Joep knikt heftig van ja. Een beetje lacherig zegt Datzelaar: 'En Julia dan?'. Dromerig zegt Joep: 'Oh ja, zij ook. Zij is ook de liefde van mijn leven'.

Datzelaar grinnikt. Het is inderdaad nog net als vroeger.

donderdag 9 juni 2011

Maar wat dan?

'Ik wil iets anders', zegt de man voor hem. 'Ja, weet je, ik weet het gewoon niet. Waar ik heen ga. Als ik terugkijk denk ik, wat heb ik nou eigenlijk bereikt? Is dit het dan? Ik mis zingeving in mijn leven'. Zijn ogen staan op treurig. Grijze kringen eronder. Hangende mondhoeken. En schouders. Oh nee, alweer één, denkt Datzelaar. Hij heeft er even geen zin in.

Hij kent het gevoel wel. Herkent is misschien een beter woord. En heel veel van zijn vrienden ongetwijfeld ook. Allemaal op zoek. Een heel leeftijdscohort. Naar zichzelf. Naar een doel. Een andere baan. Een andere auto, een ander huis, een andere vrouw, andere kinderen. Bijzonder, denkt Datzelaar. En alles is goed, als het maar anders is.

Maar als je dan vraagt wát dan hun doel is, weten ze het niet. Wat ze willen bereiken. Alleen maar dat ze weg willen van waar ze nu zijn. Ze zijn stuk voor stuk gevormd door hun ouders. Die wél keihard moesten werken voor hun geld. Die hun kinderen vertelden: 'Ga studeren, goed voor je toekomst'. En allemaal gingen ze. Niet uit passie maar vanwege de droom van een ander. En die toekomst heeft hen nu ingehaald.

Datzelaar heeft er zelf wel vrede mee. Het is vrij simpel, denkt hij. Dit is hier. Nu is nu. En waar je staat is het resultaat van je vroegere beslissingen. En dat is alles. Niks meer, niks minder. Het is wat het is.

Datzelaar kijkt hem aan. 'Ik wil ook iets anders dan dit', zegt hij. 'Ga je mee bier drinken? Lijkt me buitengewoon zingevend voor vandaag'.

woensdag 8 juni 2011

Vraagje

Ping, doet de telefoon van Datzelaar. Een SMS-je van Daphne. Met een vraag. "Wat zou je vragen als je God een vraag mocht stellen?" Goede vraag, denkt Datzelaar. Daar gaat hij eens even over nadenken. Beginnen bij het begin. Om een vraag te stellen aan God is het wel handig dat hij bestaat. Maar in welke vorm dan? Datzelaar gelooft zeker niet in een God in Sinterklaasvorm. Een wijze man die van bovenaf alles bestiert. Maar wat dan?

Datzelaar heeft eerder het gevoel God niet los staat van het universum. Of de universums. Eerder dat alles in het universum en daarbuiten uit God voortkomt. Bij elkaar opgeteld God is. Iedereen is dan een stukje van God. Zoals de cellen van Datzelaars eigen lichaam. Dat komt eigenlijk nog het dichtst bij zijn Godsbeeld.

Datzelaar denkt aan zijn vrienden. Kennissen. Iedereen eigenlijk. Hoe we op zoek zijn naar gezelschap. Erkenning. Herkenning. Geld. Macht. Liefde. Sex. Aandacht. Alles om maar niet alleen met jezelf te hoeven zijn. De oneindige eenzaamheid die de kern is van het bestaan. Het eeuwige zoeken naar compleetheid.

Datzelaar voelt ineens een intens medelijden. Met God. Want als hij als nietig celletje zich al zo voelt, hoe moet dat dan zijn voor het Grote Geheel? Oneindig maal versterkt? Hij pakt zijn telefoon en tikt in:  "God, bent u niet verschrikkelijk eenzaam?"

maandag 6 juni 2011

Wat nou weer?

Tineke aan de telefoon. Of Datzelaar die viespeuken weleens van haar dochter wil afhouden. Datzelaar heeft geen idee waar het over gaat. Zoals meestal als Tineke iets zegt. Even overweegt hij om te zeggen dat Eline ook zíjn dochter is, maar bij nader inzien slikt hij dat maar in. Voor zover hij weet kent hij ook geen viespeuken. Nou ja, Twan heeft een wat ruimere instelling waar het relaties betreft, maar een viespeuk?

Datzelaar legt de hoorn neer en gaat koffie zetten. Hij weet dat ze nog wel even door raast. In zo'n bui hoort ze toch niets, dus beter de tijd efficiënt gebruiken. Als hij de melk geklopt heeft en een mooie latte machiato heeft uitgeschonken pakt hij de hoorn weer op. Ze is nog niet klaar. Zoals verwacht. Als ze stopt om even adem te halen neemt hij zijn kans waar. 'Maar Tien, waar gaat dit over?', vraagt hij zo onschuldig als hij kan.

Pas als hij het antwoord hoort dringen de beelden tot hem door. De beelden die hij ergens wel opgeslagen heeft, maar nog niet echt verwerkt. Hij snapt nu wel waar die vreemde droom vandaan kwam. Eline met Brian Wilson in een raket rond de kerk. De raket van Kuifje. Die ze net nog in een campagne van Twan hebben gebruikt.

Tineke gaat maar door over het leeftijdsverschil. Flip is maar liefst tien hele jaren ouder. Datzelaar ziet het probleem niet, maar dat houdt hij maar even voor zich. 'Ik zal weleens met ze praten', zegt hij. Ook verkeerd.

Als Tineke haar furie opnieuw over hem uitstort is hij het zat. 'Tot ziens', zegt hij. En drukt op het rode knopje. Eerst de krant maar 's lezen.

zondag 5 juni 2011

Datzelaar dicht

Datzelaar bladert door zijn blauwe schriftje. Het begint wel wat te worden, vindt hij tevreden. Niet alles is even goed, maar toch. Hij weet niet wat hij heeft. Hij en gedichten. Eigenlijk moet hij er om grinniken. Hij heeft niets met poëzie. Maar moet zijn verhaal toch ergens kwijt. Zou het de invloed van Eline zijn? Of Daphne misschien?

Het voelt als een soort thuiskomen. Hij is best tevreden met hoe het gaat. Geeft zijn eigen leven een 8. Een 8+, misschien wel. Al vergeet hij dat regelmatig. Soms herkent hij zichzelf niet meer. Vrolijk. Pretlichtjes. Een grijns die de hele dag niet meer weg wil.

En toch, en toch... hij is er nog niet, voelt hij. Op zijn bestemming. Maar het komt wel. En ineens heeft hij er één. Een mooie zin. Een gevoel. Een zeepbel die zachtjes landt op zijn hand, zodat hij hem kan bekijken. Hij pakt een pen en begint te schrijven.

als het voelt als ergens anders
dan pas ben ik thuis"

Tevreden neemt hij een slok. Rosé. Geen koffie vandaag. 

zaterdag 4 juni 2011

Verjaardag -2-

Zaterdag. Zijn verjaardag. Hij had geen zin om het te vieren, maar dat zou niets uitmaken. Bezoek komt er toch altijd wel. En zeker op zaterdag. En nu er bezoek is is het ook best gezellig, geeft hij zichzelf toe. Twan en Flip zijn er. Natuurlijk. Gratis drank. Twan heeft Nicolien mee, wat best bijzonder is. In de slipstream van Flip zijn drie vage hippies meegekomen. 'Ken ik van vroeger', zei Flip, terwijl hij achteloos een hap uit een stuk salami nam. Die hij onmiddellijk weer teruglegde in Datzelaars koelkast. Bij ieder ander zou je kwaad worden, maar Flip komt ermee weg, denkt Datzelaar geamuseerd.

En dan komt Eline binnen. Heel eventjes valt alles stil. Lijkt het. Ze straalt. Is prachtig. Ongelooflijk dat hij zo'n mooie dochter heeft, denkt Datzelaar. 'Dag pap', zegt ze, terwijl ze hem omhelst. Ze drukt hem een pakje in zijn hand. Bruin pakpapier. Met een touwtje. Plat. 'Pas openmaken als iedereen weg is', fluistert ze in zijn oor, om daarna door te zweven naar Flip. Die ze vol op de mond zoent. En meer. Minutenlang. Datzelaar is te verbaasd om er aandacht aan te besteden. Hij staart naar het pakje. Zoiets kleins is niets voor haar, tenslotte. Eline houdt juist van theater.

De dag gaat tergend langzaam voorbij. Praatje hier, gesprekje daar. Drankje, hapje. Supergezellig, maar hij is er niet echt bij. Kan niet wachten tot het huis weer leeg is. Pas diep in de nacht vertrekken de laatsten. Flips 'vrienden'. Natuurlijk, denkt Datzelaar, licht geërgerd. Hij ploft moe op neer op de bank.

Datzelaar trekt de strik uit het touwtje. Opent het papier. Een CD-R in een papieren hoesje. En een briefje. Handgeschreven. Op twee plekken heeft de inkt gevlekt. Het papier is daar een beetje gebobbeld. Alsof er druppels op zijn gevallen. Hij weet dat Eline daar iets mee bedoelt. ZijnPietje Precies zou dit anders opnieuw gedaan hebben. Hij besluit eerst het briefje te lezen.

"Lieve pap,

Je wilde iets van mijzelf hebben, zei je, toen ik je vroeg wat je wilde. Ik begreep het eerst niet. Je hebt het uitgelegd en nu begrijp ik het wel. Maar jij moet ook iets begrijpen papa. 

Als ik jou een duur cadeau geef is dat voor mij wél belangrijk. Ook al zegt het jou niets. Ook al lach je het weg. Of doe je er lullig over, zoals je meestal doet met cadeaux. 

En dat doet pijn papa, want als ik niet van je hield gaf ik je iets kleins. Of helemaal niets.

Ik ben anders dan jij, pap, maar ik hou wel van je. Heel veel. Maar dit jaar krijg je iets kleins. Iets van mezelf, zoals je gevraagd hebt. Het heet 'Datzelaars Days'. Ik ben gaan zitten en heb aan je gedacht, terwijl ik speelde. En zo was het er ineens.

Ik hoop dat het goed genoeg is. 

Ik hou van je papa, 
Eline"

Natuurlijk is het goed genoeg. Wat jij doet is altijd goed genoeg, fluistert Datzelaar zachtjes, terwijl hij de CD in de speler legt. Een traan valt op de afstandsbediening maar hij merkt het niet. Uit de speakers schalt de mooiste muziek die hij ooit heeft gehoord.



-----------------------------
 Noot aan de lezer: Op 28 april kreeg ik 'Datzelaars Days'. Een muzikaal kadootje van Rob de Jong. Zijn improvisatie op Datzelaar. Zonder Rob was dit stukje dus nooit geschreven. Rob, bedankt!

vrijdag 3 juni 2011

Buiten

Het is er wat sleets, maar de sfeer is prettig. Harmonieus. Tussen de plantjes staat een beeldje van de Boeddha. Onopvallend aanwezig. Ze zet een kopje koffie voor hem neer en gaat zitten. Haar man zit naast haar. Ze stralen allebei. Opvallend, vindt Datzelaar, gezien de reden van zijn bezoek.

Twan kent ze goed. Het zijn Aziatische mensen. Twan werkte voor ze, in zijn studententijd. Hij heeft gevraagd of Datzelaar eens met ze mee wil denken. Gewoon voor een ander perspectief. 'Lieve mensen', zei Twan. Niet direct wat Twan normaal zou zeggen, maar bij binnenkomst begrijpt Datzelaar onmiddellijk wat hij bedoelt.

Het winkeltje is klein. Zij voert het woord. Goed Nederlands, maar haar uitspraak is soms moeilijk te volgen. Ze hebben de winkel 20 jaar. Gekocht van hun spaargeld. En een leninkje. Het begon goed. Mooi pand en ze hebben heel hard gewerkt. Een naam opgebouwd.

Maar nu gaat het minder. De buurt moet opgewaardeerd, vindt 'men'. Wie dat dan ook is. Als ze hun verhaal aan hem vertellen wordt Datzelaar er verdrietig van. Een verhaal over schimmige deals tussen het grote geld en de politiek. Ego's die gestreeld moeten worden. Prestigeprojecten. En heel veel belastinggeld.

De kleine ondernemers in de buurt worden gemangeld. Sommige hebben geprocedeerd. Maar deze mensen niet. Dat willen ze niet. Hoeven geen schadevergoeding. Willen niets waar ze niet zelf voor gewerkt hebben. Hun enige wens is een kans om hun winkel voort te zetten. En die kans krijgen ze niet. Datzelaar vindt het oneerlijk. Hij gaat ze helpen, besluit hij ter plekke. Gratis.

Ze bedankt hem. Buigt. En zegt dan onverwacht, met een stralend gezicht: 'Weet u mijnheer, gelukkig komt dit allemaal van buiten op ons af. Het is niet erg. Het zou pas erg zijn als het van binnen kwam'. Haar man lacht. Knikt.

Als Datzelaar weggaat maakt hij een buiging. Dankbaar. Want als er vandaag iemand onverwacht hulp kreeg is hij het zelf wel, weet Datzelaar.

donderdag 2 juni 2011

Kadootje -2-

'Maar pap, wat wil je nou hebben?'. Eline. De jaarlijkse verjaardagsvraag. En zoals elk jaar weet Datzelaar het niet. Hij heeft niets met verjaardagen. En heeft al helemaal geen wensen. Tenminste, wensen genoeg, maar die laten zich niet in kadootjesvorm persen. Datzelaar vindt het een rare gewoonte, kadootjes bij verjaardagen. En verjaardagen op zich. En kerstkaarten. Met een adressticker uit een spreadsheet.

Het voelt zo onecht. Eén keer per jaar betrokken zijn. Betrokken doen, eigenlijk. Zelf doet hij er ook meestal niet aan, behalve bij goede vrienden. Maar goed, bij Eline is het natuurlijk anders. 'Ik hoef niets', zegt Datzelaar, 'als je komt is dat al genoeg'. Maar ze blijft aandringen. Over een versleten broekriem. After shave. Een CD waarvan ze weet dat hij hem wil hebben. Maar hij wordt nergens enthousiast van.

'OK, OK', zegt Datzelaar tenslotte, 'áls je dan echt iets wilt geven, geef me dan iets van jezelf'. Eline is even stil. Ze snapt het niet direct. Ze heeft nou eenmaal meer met dingen dan met gedachten. Lijkt een beetje op haar moeder. Is niet erg. Hij legt het graag uit. Zegt: 'De enige verjaardagskadootjes die ik elke dag bij me heb zijn de knuffeltjes die jij me gaf toen je klein was. En je lachende oogjes. En de liedjes die je voor me zong, 's morgens als ik nog in bed lag. Dat waren stukjes van jouzelf'.

Eline is even stil. Dan lacht ze. 'OK, pap, ik begrijp je. Tot volgende week'.

woensdag 1 juni 2011

Zonnegloed

In het schriftje van mama staan ook dingen over vroeger. Over het strand. Waar ze met Datzelaar graag heen ging. Datzelaar heeft er al jaren niet meer aan gedacht. Maar nu dus wel. En ineens realiseert Datzelaar zich wat hij tegenwoordig mist. Niet het strand, of het spelen, of het daar met mama zijn. Wat hij mist is een gevoel. Het gevoel dat je krijgt als je met je blote voeten in het zachte warme zand staat. De wind in je haren. Zout op je huid. Terwijl je probeert tegen de zon in te kijken. De warmte. Het licht. De zonnegloed die je omsluit als een warm bad. Het licht waar je in wilt blijven kijken. Wat je niet kunt, omdat het je dan verblindt.

Passie, dat is het, denkt Datzelaar. Dat gevoel. Dat je met heel je hart en ziel voor iets of iemand gaat. Blind. Dat het niet uitmaakt hoe of wat of waar of wanneer. Omdat elke manier goed is. En passie heeft hij al heel lang niet meer gevoeld. Voor niets. Niemand. In het begin, met Tineke, natuurlijk wel. En toen Eline geboren was. Maar langzaam worden dingen gewoon. Gaat de passie weg. Trekken de vlammen zich terug en smeult het alleen nog, wachtend op nieuwe brandstof. Zuurstof. En als die er niet komen dan dooft het. Blijft er alleen nog as over. Doods en levenloos. Als het vuur gedoofd is, dan komen de wolven, zingen Acda en de Munnik.

En het scheelde niet veel, realiseert hij zich met een schok. Hij hoorde ze al hijgen. Huilen. Voelde hun loerende ogen. Al bleven ze nog even op afstand tot hij nóg zwakker zou zijn. Er waren momenten dat hij ze verwelkomd zou hebben. Als oude vrienden.

Maar die tijd is geweest, weet Datzelaar. Ergens onder de dikke laag as in zijn hart smeult iets. Eline, Daphne en het schriftje van mama hebben net genoeg as weggeblazen om de gloed een klein beetje bloot te leggen. Heel diep verborgen is er iets dat de vlammen weer kan laten oplaaien.

En plotseling bedenkt Datzelaar dat die gloed de zin is van het bestaan. Passie. Niet voor iets. Of iemand. Maar passie voor het leven. Weten dat alles goed is. Ook als het niet goed is. Laat de wolven nog maar even wachten. Op zoek naar brandstof.