zaterdag 21 mei 2011

Telefoon

Al urenlang slaat Datzelaar de bladzijden om. Sommige stukken heeft hij inmiddels wel tien keer gelezen. Zo mooi vindt hij ze. Of ontroerend. Eerst met het gevoel dat hij iets stiekems deed. Dat hij het dagboek van iemand anders las. Zonder te vragen. Maar het staat er echt: 'Voor mijn lieve Eus'. Hij dus. Eugène Datzelaar. Dus mag het.

Mama was de enige die hem Eus mocht noemen. Haar Eusje. Hij vond het fijn toen ze er nog was. Hield zielsveel van haar. Datzelaar kan zich eigenlijk niet herinneren dat ze ooit ruzie hadden. De paar keer dat ze boos op hem was had ze groot gelijk, vindt hij. Vond hij toen ook al, eigenlijk.

Datzelaar vond Eus altijd een rotnaam. Niet dat Eugène nou zoveel beter was, maar toch. Dat had nog iets sjieks. Maar als mama hem Eus noemde klonk het anders. Kwam er muziek in die drie letters. Belletjes. Warmte. Een zonnetje, alleen voor hem. Speciáál voor hem. Toen ze dood was liet hij hem vallen. Zijn hele voornaam. Datzelaar was meer dan genoeg.

Hij bladert verder. Het is alsof mama de regels zelf voorleest. Alsof hij met haar praat. Op schoot. Veilig. Eerst hoort hij dan ook niet dat zijn telefoon gaat. Gelukkig kan hij hem nog net oppakken voor hij naar de voicemail schiet. Op het schermpje ziet hij een nummer dat hij niet kent.

'Hallo?', zegt Datzelaar. 'Met Daphne', zegt een een stem die hij niet kent. Een vrouwenstem. Warm. Lief ook, vindt Datzelaar. Een beetje zoals mama, denkt hij. Al zal hij dat zelf wel bedenken. Gek eigenlijk, denkt Datzelaar. Hij heeft haar veel gesproken, maar nog nooit gehoord. En net nú belt ze. De lieverd. Alsof ze het aanvoelt.

Hij schraapt zijn keel. Die is droog. 'Met Datzelaar', zegt hij. Hij aarzelt even. Dan vult hij zachtjes aan: 'Of zeg jij eigenlijk maar Eus'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor je reactie!